30
De penningmeester bracht vervolgens het finantieel verslag uit
over 1927/28. De rekening sloot met een batig saldo van f34.74;
nadat de rekening en verantwoording was nagezien door de heeren
Mr. L. C. N. Bouricius en Mr. H. C. Hazewinkel, werd de penning
meester gedechargeerd.
Hierna was aan de orde: Bespreking der Wijzigingen van het
Keglement der Vereeniging van Archivarissen in Nederland.
De voorzitter zeide, dat in de op 28 Januari 1928 gehouden
atdeelingsvergadering een motie was aangenomen, waarin de hoofd-
vereeniging werd uitgenoodigd een commissie te benoemen, zoo
mogelijk nog denzelfden dag, die vóór deze jaarvergadering met
voorstellen zou komen tot wijziging of aanvulling van statuten of
reglement. Door het hoofdbestuur waren, in overleg met de afdelings
besturen, in die commissie benoemd; Prof. Mr. R. Fruin, Dr. P. A.
Meilink en de heer N. J. M. Dresch. Den 7en Maart 1928 richtte
Prof. Fruin aan spreker een schrijven, inhoudende het verzoek om
voorstellen ,n te dienen. Daarop is op verzoek van den voorzitter
eerst een conferentie gehouden op 21 Maart in het Algemeen Rijks
archief, waarm ieders standpunt werd bepaald. Toen vast stond, dat
de meerderheid der commissie het arbeidsveld der afdeelingen wilde
beperkt houden, heeft spreker de wijzigingen - gehoord wat er in
den boezem onzer afdeeling omging - ontworpen en ingezonden.
(Z,e Archievenblad 1927/28, afl. 3, bl. 151 e.v.). Het hoofdpunt betreft
de vraag of de afdeeling al dan niet is voor de materieele belangen.
Spreker heeft zich op het standpunt geplaatst en weet, dat dit
gevoelen door velen gedeeld wordt, dat, wanneer onze afdeeling
alleen bestaat voor de behartiging der „materieele" belangen, wij
haar beter kunnen opheffenwij toch hebben vaak belangen, die door
ons anders bekeken kunnen worden dan in de Bijeenkomsten der
Rijksarchivarissen geschiedt. De toestand, dat in art. 1 van ons
reglement het woordje „materieele" vóór belangen ontbreekt, bestaat
al vanaf 1920, zonder dat daarop ooit aanmerking is gemaakt. Spreker
meende, dat een vakvereeniging niet denkbaar is, die zich slechts
met materieele belangen mag bemoeien. Nooit zouden wij onze
vereen,ging van gemeente-archivarissen hebben opgeheven, als wij
met hetzelfde of iets beters ervoor in de plaats zouden hebben
bekomen Spreker weet niet, hoe de beslissing in de hoofdvergadering
zal uitvallen en zou derhalve van de vergadering willen vernemen of
men al dan met de afdeeling wil doen voortbestaan, wanneer besloten
wordt het woord „materieele" voor belangen te handhaven.
r ontspon zich over deze kwestie een uitvoerige discussie,
waaraan o.a. Dr. W. S. Unger (Middelburg), Dr. H. P. Coster (Groningen),
31
Mr. L. G. N. Bouricius (Delft) en de Heer J. Gimberg (Zutphen) deel
namen.
Dr. Unger meende, dat door de afdeeling tijdens haar bestaan,
weinig was bereikt en dat er niet veel voor de materieele belangen
der leden (b.v. in zake salaris-actie) was gedaan.
De voorzitter bestreed dit, daarbij er op wijzend, dat wel degelijk
aan alle ter kennis gebrachte gevallen aandacht was geschonken en
dat, na het verschijnen van het bekende rapport der Staatscommissie
inzake de salarissen van gemeenteambtenaren, alsmede door de
bezuinigingswoede, er niet veel meer kon worden uitgericht. Hij deed
toezegging om, wanneer zulks mogelijk zou zijn, in het Archievenblad
verschillende gegevens over de salarissen te publiceeren. De heer
Bouricius heeft destijds naar aanleiding van het rapport der Staats
commissie in het Archievenblad reeds een en ander over de verhou
dingen vermeld.
Het resultaat der discussies over de positie der afdeeling was,
dat men ten slotte niet wenschelijk vond, nu reeds voor opheffing
der afdeeling te besluiten.
Dr. W. Mqll fs-Gravenhage) stelde voor de vergadering zich te
doen uitspreken om, als eventueel het woordje „materieele" gehand
haafd mocht blijven, de afdeeling toch te behouden. Dit voorstel
werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Bij de hierna volgende bestuursverkiezing werden herkozen
Mr. J. W. Verburgt (Leiden) als secretaris-penningmeester en Dr. C. R.
Vermaas (Schiedam), terwijl in de plaats van den heer N. J. M. Dresch
(Alkmaar), die niet herkiesbaar was, de heer Dr. W. Moll (den Haag)
werd gekozen. De heer Moll werd tevens tot voorzitter benoemd.
Als vertegenwoordiger bij de Centrale voor Hoogere Gemeente
ambtenaren werd Mr. A. le Cosquino de Bussy aangewezen.
Na rondvraag werd de vergadering door den voorzitter gesloten.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
Vernietiging van archiefstukken en nog iets.
„Een nieuwe lente een nieuw geluid" zou men kunnen uitroepen
bij de kennismaking met de Lijst houdende opgaaf van vernietigbare
stukken in de gemeentearchieven, vastgesteld bij beschikking van
den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw van 13 Februari
1928. Een nieuw geluid, waarmede ik voor mij zelf van harte kan
instemmen.
Het vraagstuk der vernietiging van archiefstukken is allerminst