16 17 Toespraak van den Voorzitter. gemeente- en waterschapsarchieven te behartigen, dan zou men al die categorieën moeten opnemen. Men vindt ze te zamen niet in de afdeeling der gemeentearchivarissen, maar in deze algemeene ver gadering. Nadat de Heeren Dresch en Bouricius kortelijk van repliek hebben gediendde Heer Dresch wees er vooral op, dat z.i. de feiten in dezen in strijd zijn met de theorie, Mr. Bijlsma heeft betoogd, onder aanhaling van bewoordingen in de Verslagen van onze Vereeniging over 1919 en 1920, dat het als een paal boven water staat, dat de Afdeelingen alleen voor de „materieele" belangen zijn ingesteld, en Mr. Haga en Mr. van Schilfgaarde eenige korte opmerkingen hebben gemaakt, die door den Voorzitter worden beantwoord, komt in stemming het Voorstel van Commissie en Bestuur om artt. 20 24 te doen vervallen. Dit voorstel wordt verworpen met 24 tegen 12 stemmen en 5 in blanco. Het voorstel-DRESCH tot wijziging van art. 20 wordt eveneens verworpen, met 23 tegen 14 stemmen en 4 in blanco. De Heer Dresch trekt zijn voorstel om art. 21 geheel te doen vervallen in, maar stelt voor alleen het eerste lid van dat artikel te schrappen. Dat voorstel, in stemming gebracht, wordt verworpen met 28 stemmen tegen 1 stem en 4 in blanco. Zonder discussie of stemming wordt besloten art. 23 te doen vervallen. De Heer Dresch stelt voor in art. 24, al. 1, tusschen de woorden „benoemd en „zijn in te voegen„op de jaarvergadering". Dit voorstel wordt zonder discussie of stemming aangenomen. De Voorzitter spreekt de hoop uit, dat de zooeven voltooide reglementsherziening zal bijdragen tot het handhaven van de eenheid in de vereeniging. Bij de gehouden bestuursverkiezing worden de Heeren Fruin, als Voorzitter, Wiersum en Coster herkozen, terwijl in de plaats van de Heeren Graswinckel en Moll, die niet herkiesbaar waren, worden gekozen de Heeren Martens van Sevenhoven en Bulsma. Als plaats van de volgende Algemeene Vergadering wordt Haarlem aangewezen, in verband waarmede de Voorzitter tot kasnazieners benoemt de Heeren De Jonge van Ellemeet en Knappert, en als hun plaatsvervanger den Heer Baart de la Faille. Het Reglement, zooals het thans luidt, is hiervoor blz. 1 vlg. afgedrukt. Het scheen van belang een afdruk van de Statuten waarvan de tekst tot heden niet in dit tijdschrift was opgenomen, daaraan te doen voorafgaan. Om dezelfde redenen volgt hierna, blz. 24, een afdruk van de Statuten van de Afdeeling van Rijksarchiefambte— naren. Het Reglement van die Afdeeling is afgedrukt in de jg. 1920-1922, blz. 182 vlg. Na afloop van de Vergadering werd het Openluchtmuseum bezocht, waarna de dag met een maaltijd in Restaurant National werd besloten. Dames en Heerenr Het verslag, dat ik U heden heb uit te brengen, dient in de eerste plaats de wijzigingen, die de Archiefwet heeft ondergaan, te memoreeren. Ik roer het onderwerp met eenige aarzeling aan; want de laatste algemeene vergadering, waarin over die voorgenomen wijzigingen door ons gediscussieerd is, ligt mij nog versch in het geheugen. In het bijzonder herinner ik mij, hoe daarbij de meeningen van de meeste gemeente-archivarissen scherp tegenover die der Rijks archiefambtenaren stonden. En als ik aan de meer dan geanimeerde discussie terugdacht, bekroop mij soms de vrees, dat zoo heftig meeningsverschil wel eens tot duurzame verwijdering zou kunnen leiden. Die vrees is van mij afgenomen op eene mijner inspectiereizen. Ik zal U zeggen hoe. De ouderen onder U herinneren zich nog wel de heftige beroering, in den lande door de zoogenaamde Roermondsche quaestie veroorzaakt. Er heerschte toen te Roermond het grootst mogelijke wantrouwen tegen de bedoelingen van het Rijksarchief te Maastricht, dat stukken wilde weghalen, waarop de gemeente recht meende te hebben, en er heerschte verbittering tegen de Roermonde naren, die zich tegen voorschriften van archiefeconomischen aard verzetten en de bevrediging van eigen ijdelheid boven goede archief bewaring stelden. De golven gingen zoo hoog, dat de Commissaris der Koningin in de provincie Limburg en onze ambtgenoot nu wijlen de heer Flament, toen zij Roermond bezochten, werden nageschreeuwd en met steenen gegooid. En nu? Toen ik bij mijne laatste inspectie te Maastricht kwam, vernam ik daar, dat het gemeentebestuur van Roermond voor de ordening zijner oude archieven de hulp van het Rijkspersoneel had ingeroepen, en te Maastricht was men bereid aan dien wensch te voldoen. Van het wantrouwen en de verbittering, die vroeger bestonden, is niets meer te bespeuren. De deining, door de weeskamerarchieven verwekt, is slechts een fluctus in simpulo, een storm in een glas water, vergeleken bij de hooggaande golven der Roermondsche quaestie; hare nawerking zal dus gewis van nog korter duur zijn. Bij de dit jaar tot stand gebrachte herziening der Archiefwet waren niet, als bij de wet van 1918 zelve, groote en principieele 2

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 14