14 uit en stelt voor den Penningmeester te dechargeeren. Hiertoe wordt besloten, nadat de Voorzitter heeft opgemerkt, dat volgens het contract de Firma Van der Kamp de helft van het verlies, geleden op het Archievenblad, zal moeten dragen. De Penningmeester zegt toe, in overleg met den Redacteur, dit met de firma te zullen bespreken en verklaart, dat hierdoor het nadeelig saldo der rekening nagenoeg zal verdwijnen. Thans is aan de orde de Reglementsherziening. Ten aan zien van de artt. 1-19 kunnen wij hier volstaan met de mede- deeling, dat de voorstellen, zooals die door de Commissie tot Reglementsherziening zijn ingediend, en zooals die op blz. 147 vlg. van den vorigen jaargang met het prae-advies van het Bestuur in extenso zijn te lezen, met geringe wijzigingen na eenige discussie werden aangenomen. Een langdurige discussie wordt gehouden over de voorgestelde verandering in art. 20 vlg. van het Reglement. Nadat eerst de Voorzitter de opvatting van de meerderheid van de Commissie in dezen nader heeft gemotiveerd, en heeft verklaard, hoe de commissie gekomen is tot haar voorstel om de afdeelingen af te schaffen uitsluitend tengevolge van de verklaring van den heer Dresch, dat de Afdeelingen, als hare bevoegdheid niet wordt uitgebreid, doelloos zijn, geeft hij het woord aan den heer Dresch, die in een lange rede op historische gronden, daarbij onder meer herinnerende aan de in 1919 korten tijd bestaan hebbende Vereeniging van Gemeente archivarissen en aan de uitspraak van Mr. Muller, dat de beide afdeelingen van de Ver. van Archivarissen ieder als een afzonderlijke vakvereeniging zijn te beschouwen, betoogt, dat de Afdeeling van gemeente-archiefambtenaren wel degelijk ook voor andere dan alleen voor materieele belangen is opgericht, gelijk uit art. 1 van het Regle ment reeds kan blijken. Dr. Poelman meent, dat de Heer Dresch de Bijeenkomst der Rijksarchivarissen verwart met de Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren. Hi, is tegen het vervangen van „materieele" door „bijzondere" belangen, want dan zal de afbakening juist strubbelingen geven. Mr. Bouricius geeft een breede historische uiteenzetting, waarvan de strekking deze is, dat, zoo men de afdeelingen alleen voor de materieele belangen wil doen opkomen, het behandelen van punten van algemeenen aard, op die afdeelingen betrekking hebbende, wel eens buiten de Vereeniging om zou kunnen gaan geschieden. Ook Dr. Coster wil het voorkomen, dat er verwarring bestaat tusschen de Bijeenkomst van Rijksarchivarissen en de Afdeelingen onzer Vereeniging. Hij zou die afdeelingen willen laten voortbestaan, 15 zoo mogelijk met uitgebreide bevoegdheid. Ook wijst hij er op, dat de Afdeeling van Gemeente-archiefambtenaren zonder opzet zijn strikt reglementaire bevoegdheid heeft overschreden. De Voorzitter, de verschillende sprekers beantwoordende, her innert er aan, dat de afdeelingen zijn opgericht uitsluitend met de bedoeling om als vakvereenigingen op te treden en de materieele belangen harer leden te behartigen. Dit blijkt uit de citaten, door de meerderheid der Commissie medegedeeld. Zoo het reglement van de afdeeling der gemeentearchiefambtenaren eene andere opvat ting huldigt het reglement van de afdeeling der Rijksarchief ambtenaren spreekt alleen van materieele belangen dan is het in strijd met het algemeen reglement der Vereeniging. Het is niet gewenscht de bevoegdheid der afdeelingen tot de „bijzondere" belangen van het Rijks- en gemeentelijke archiefwezen uit te breiden. Men lokt daardoor conflicten uit. Bijna alle zaken toch, die de belangen van het gemeentelijke archiefwezen betreffen, hebben ook eene algemeene zijde. De quaestie der weeskamerarchieven b.v., die zooveel stof heeft opgejaagd, trekken zich èn de gemeentelijke afdeeling èn de algemeene vereeniging aan, en als de afdeeling van Rijksarchiefambtenaren op hetzelfde standpunt als de gemeentelijke afdeeling had gestaan, had die er ook eene vergadering over kunnen uitschrijven. Zoo schept men moeilijkheden. Boven de belangen van het gemeentelijk archiefwezen en die van het Rijksarchiefwezen staat het algemeen archiefbelanguit dat oogpunt alleen behooren wij die zaken te bezien. Daarvoor is de Vereeniging van Archivarissen opgericht, en zij, die nu eene andere richting uit willen, gaan lijn recht in tegen de bedoeling der oprichters, die opzettelijk Rijks- en gemeente-archivarissen in ééne vereeniging hebben samengevat. Zelfs het belang van het Nederlandsche archiefwezen moet voor het algemeen archivalische belang wijken; bij den ruil met Pruisen is dat beginsel hoog gehouden. Wil men echter van een bijzonder gemeentelijk archiefbelang spreken, is dan de Afdeeling van Uemeente- lijke archiefambtenaren voor de beoordeeling daarvan competent? De gemeentearchivarissen, die er lid van zijn, kennen alleen de belangen der groote gemeenten, die een eigen archivaris hebben. Vele gemeente archieven berusten in de Rijksarchiefbewaarplaatsen, en voor hunne belangen komen de Rijksarchiefambtenaren op, gelijk voor die van andere gemeenten de gemeentearchivarissen. De overgroote meer derheid der gemeentearchieven en nagenoeg alle waterschaps archieven kennen geen ander deskundig toezicht dan dat van de provinciale inspecteurs, in den regel de Rijksarchivarissen. Zoo men eene vergadering moest samenstellen om speciaal de belangen der

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1929 | | pagina 13