156
onlangs te Utrecht gevormde Comité, dat tevens vormt de Groep
Nederland van International Committee of Historical Sciences. Laatst
genoemd comité staat aan het hoofd van het Internationaal
Historisch Congres, in Augustus van dit jaar te O s 1 o te houden.
Mededeeling van den Redacteur. Op deze aflevering,
die door omstandigheden wat later dan anders moest verschijnen,
zal in September, in ieder geval vóór de in die maand te houden
Algemeene Vergadering, nog een vierde aflevering volgen, die den
loopenden jaargang zal besluiten. Daarin zal in de eerste plaats de
Literatuurkroniek worden opgenomen. Ook zal die aflevering nog
ruimte bieden voor eventueele opmerkingen van leden naar aanleiding
van de door het Bestuur voorgestelde Reglementswijziging.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
In Memoriam.
Prof. dr. F. J. L. KrHmer.
In zijn lange leven van ruim acht en zeventig jaar (geb. 3 Jan. 1850)
is prof. KrHmer bijna vijf en twintig jaar archivaris geweest. Bij zijn
verscheiden was de datum van KrHmer's zilveren jubileum als directeur
van het Koninklijk Huisarchief (18 Mei) zeer aanstaande, en het lag
in de bedoeling dezen dag in engeren kring niet onopgemerkt te
laten voorbijgaan. Vóórdat hij in 1903 van het Utrechtsche profes
soraat naar het Huisarchief overging, was hij door zijn lessen in
algemeene geschiedenis aan de toekomstige Koningin Wilhelmina en
later door die aan den Prins-gemaal met de Koninklijke familie in
aanraking geweest.
KrHmer's verdiensten in zijn archivalische functie, waaraan de titel
van Hofraad en de waardigheid van Griffier van de Huisorden van
Oranje verbonden waren, zijn onmiskenbaar. Het was onder den
vorigen dignitaris niet zeer eenvoudig toegang tot het Huisarchief
te krijgen. Van KrHmer's optreden af werd de studie van de docu
menten, die het Huisarchief herbergt, althans van die tot 1813, zeer
vergemakkelijkt. De nieuwe directeur kwam de bezoekers voorkomend
tegemoet en was ten allen tijde bereid hen, die inlichtingen vroegen,
voort te helpen. Het werd ook mogelijk gemaakt, documenten uit
het Huisarchief ter raadpleging naar andere archieven, zelfs naar
buiten Den Haag, over te brengen.
157
Aan een verdere ordening en beschrijving van de bestanddeelen
van het Huisarchief heeft KrHmer, voor zoover ik' weet, niet veel
gedaan. De bestaande inventarisatie, hoewel niet model, is ook niet
zóó, dat men niet vrij gemakkelijk zich op de hoogte kan stellen
van wat men voor een bepaald onderwerp moet raadplegen. KrHmer
zelf had zich wel goed ingewerkt in de verzamelingen, die aan zijn
zorgen waren toevertrouwd, en kon daarom bezoekers en hen, die
schriftelijk inlichtingen vroegen, gemakkelijk bevredigen. Ook de
aan het Huisarchief verbonden bibliotheek, die, bestemd als zij is
voor de Koninklijke familie en de Hofhouding, zeer bizondere eischen
stelt, had zijn voortdurende aandacht en zorg.
Het voornaamste werk, dat KrHmer in zijn laatste functie volbracht,
is de voltooiing van de door Groen begonnen uitgave der Archives
ou Correspondence inédite de Ia Maison d'Orange-Nassau. Hij had zich
hierbij verzekerd van de hulp van Bussemaker, die de vierde serie
bewerkte. Voor rekening van KrHmer zelf kwamen de derde en de
vijfde serieën, dus die over den tijd van Willem iii na 1688 en die
over den tijd van de meerderjarigheid van Willem v af. Het materiaal
voor deze serieën was in hoofdzaak door Groen bijeengebracht.
Alleen een supplement-deeltje, voor het zgn. tweede stadhouderlooze
tijdvak, is geheel door KrHmer bezorgd.
Kort na zijn ambtsaanvaarding in het archiefgebouw bij den tuin
van het Paleis in het Noordeinde zette KrHmer een historische onder
neming van beteekenis op het getouw in den vorm van een aan de
geschiedenis van het Oranje-Huis in den ruimsten zin gewijd ver
zamelwerk Je Maintiendrai. Er verschenen twee royaal uitgegeven
deelen van, waaraan KrHmer zelf krachtig had meegewerkt. De Oranje
geschiedenis had zijn bijzondere belangstelling, ook die van het
oude Prinsdom, dat hij zelf ging bezoeken, evenals Nassau-Dillenburg
en -Dietz hij wijdde er meer dan één artikel aan, o.a. aan den
oorsprong van de Nassau's, toen men dezen van wat al te ver had
willen ophalen. Naast dit onderwerp had in het bizonder Willem iii,
de Stadhouder-Koning, zijn voorliefde. Hij had aan de biografie van
Willem's gemalin, die hij schreef, een van haren echtgenoot willen
toevoegen, maar kwam hiertoe niet, vooral, naar hij altijd zei, omdat
hij begreep, dat voor zulk een werk uitvoerige archivalische onder
zoekingen in Engeland noodig waren, en tot het instellen hiervan
had hij nooit gelegenheid kunnen vinden.
Hoe ver KrHmer's kennis van de periode van Willem iii ging, heb
ik zelf kunnen waarnemen, toen hij de vriendelijkheid had mij aan te
bieden, om de laatste proeven van mijn uitgave der Correspondentie
van Willem III en van Hans Willem Bentinck, eersten Graaf van Portland,