228
nimmer is genomen. De grond voor deze veronderstelling is gelegen
in het feit, dat de collecteur van de collateriale successie van Delft
zich beklaagt, dat door iemand geweigerd werd de 10e verhooging
te voldoen, tengevolge waarvan de Staten besluiten een aanschrijving
te richten tot de collecteurs, houdende bevel tot heffing van de
10e verhooging. Deze aanschrijving vermeldde geen enkele datum
van resolutie of ordonnantie en hield o.a. in: de heffing te doen
geschieden „generalijk van alle gemeene land's middelen, welke bij
de eerste introductie van de gemelde tiende verhoging in train zijn
geweest, uitgesondert alleen de verpondingen, bij continuatie en
zooals tot hiertoe gebruikelijk is geweest, na behooren werde inge-
vordert en betaalt" (resolutie 5 October 1775).
Al de hiervoor genoemde belastingen zijn vervallen met ingang
van het jaar 1806, in welk jaar een nieuw belastingstelsel, dat der
Rijksbelastingen, werd ingevoerd.
H. BROUWER.
De registers van den 50sten penning in Overijssel.
Door Ridderschap en Steden, de Staten van Overijssel, werd
20 Maart 1635 vastgesteld een ordonnantie op den impost van den
50s>ten penning') van alle verkopingen, verpandingen, schenkingen etc.
van onroerende goederen benevens van alzulke goederen, die bij
collaterale successie, huwelijksche voorwaarden, maagscheidingen etc.
werden verkregen, welke belasting, voor wat betreft de collaterale
successie, bij notificatie van Gedep. Staten van 6 Juni 1667 is ver
hoogd tot den 40sten, 30sten of 20sten penning, al naar gelang deze
goederen werden verkregen van broers of zusters, van verdere bloed
verwanten of van uitheemschen.
Aanvankelijk werd deze belasting, die 1 Augustus 1635 in werking
trad, gecollecteerd; in de steden naar het schijnt door speciaal daar
toe aangestelde collecteurs, terwijl op het platteland de schouten en
richters als zoodanig optraden. De gelden werden afgedragen aan den ont
vanger van den 50sten penning, als hoedanig de griffier der Staten
fungeerde-), terwijl de rekeningen van den ontvanger werden afgehoord
door Gedep. Staten^). Niettegenstaande de straffen, bij talrijke publi
caties bepaald, werd de belasting op groote schaal ontdoken, terwijl
229
ook geklaagd werd, dat de schouten en richters de overtredingen
„met oochluyckinghe oversienBij publicatie van Gedep. Staten van
3 Augustus 1653 werd daarop bekend gemaakt, dat voortaan de
impost geheel zou worden verpacht, terwijl bij de nieuwe ordonnantie
van 16 October 1655 den secretaris van Zwolle, mr. Jacob Vriesen,
advocaat-fiscaal der provincie, speciaal de recherche der achterstallige
belastingen werd opgedragen.
In 1705 werd een commissie ingesteld om een nieuwe ordonnantie
te ontwerpen, die dan ook het volgend jaar in druk verscheen (zonder
datum; herdrukt in 1725 met drie nadere publicaties). Om tegemoet
te komen aan de bezwaren der belastingschuldigen, dat hun de namen
der pachters, aan wien de aangiften der verkopingen en collaterale
successieën moesten gedaan worden, dikwijls niet bekend waren, werd
bij art. 22 dezer ordonnantie bepaald, dat deze aangiften ook zouden
kunnen geschieden bij de gerichten ter plaatse, waar de goederen
zijn gelegen, met opgave van den prijs of de hoegrootheid van het
goed, terwijl bij publicatie van 27 Maart 1722 deze mogelijkheid
in een verplichting werd omgezet en den magistraten schouten en
richters werd gelast, daartoe een afzonderlijk protocol aan te leggen.
Deze z.g. registers van den 50sten penning, die dus loopen over
de jaren 1722 tot 1806 (de invoering der ordonnantie op de collate
rale successie van 4 Oct. 1805), willen wij aan een korte bespreking
onderwerpen in verband met de vraag, in welk archief zij het best
op hun plaats zijn. De kwestie vertoont groote overeenkomst met
die over de plaatsing der Hollandsche gaardersarchieven, waarover
in dit blad herhaaldelijk is geschreven en waarover ook in de ver
gadering van Rijksarchivarissen in 1925 is gesproken-). Vooraf zij
opgemerkt dat de secretarissen in de steden en de schouten en richters
ten platte lande niet pachters van den impost waren - bij publicatie
van 27 Sept. 1725 was hun dit zelfs uitdrukkelijk verboden maar
dat zij alleen tot het houden der registers geordonneerd waren, waar
uit de pachters desgewenscht afschriften konden krijgen. Wegens de
onnauwkeurigheid, waarmede verscheidene registers in den aanvang
werden gehouden, werd bij publicatie van Gedep. Staten van 29 Mei
1731 nog voorgescheven, dat zij (nevens den prijs of de grootte van
het goed) moesten bevatten: 1° den naam van den aangever, 2J datum
der aangifte, 3° datum van het sterfgeval, 4° datum van de verkooping.
Ook hier, evenals bij de gaardersarchieven, doet zich nu de
vraag voor, of deze registers behooren tot de stedelijke archieven
en die der schout- en richterambten of dat zij beschouwd dienen te
Zie hierover nader: Tegenw. Slaat van Overijssel, II, blz. 401 -416.
on 1 \"JI07 werd.een speciale ontvanger van den 50sten penning aangesteld en op
40 |um 17-4 (in gevolge resolutie van 23 Juli 1714) dit ontvangerschap gecombineerd
met dat van den havenaccijns.
9 De complete serie rekeningen is aanwezig in het archief van Gedep. Staten.
NederlArchievenblad XXXII, 155 en 184. XXXIII, 161 en XXXIV, 45.
-) Verslagen Rijks Oude Archieven 1925, deel I, blz. 6.