150 Buitengewone vergaderingen brengen vrij groote kosten mede zij moeten alleen gehouden worden, als er een zaak aan de orde komt, die de algemeene belangstelling heeft; daarom is voorge steld, dat ten minste zeven leden aan het bestuur de bijeenroeping van zulk een vergadering kunnen opleggen. 9°. de tweede alinea van artikel 15 aldus te lezen: „Slechts stemmingen over personen geschieden met ongeteekende briefjes." N.B. De bedoeling der voorgestelde wijziging is te doen uitkomen, eendeels dat stemmingen over personen met onge teekende briefjes moeten worden gehouden, anderdeels dat stemmingen met ongeteekende briefjes behalve over personen niet geoorloofd zijn. 10°. de artikelen 20 24 te doen vervallen en aan artikelen 25 en 26 respectievelijk de cijfers 20 en 21 te geven. N.B. In artikel 20 wordt de behartiging van de materieele belangen der Rijksarchiefambtenaren opgedragen aan eene daartoe ingestelde afdeeling, en de behartiging van die der ambtenaren in dienst van gemeente, waterschap enz. aan een tweede dergelijke afdeeling. Dat het woordje „die" hier slaat op materieele be langen en niet op „belangen" alleen is duidelijk. Anders zou het voorschrift aan de eene afdeeling eene ruimer bevoegdheid geven dan aan de andere, wat bij de laatste wetswijziging zeker niet de bedoeling is geweest. Ook formuleerde mr. Muller, de toen malige voorzitter, volgens de notulen van de vergadering van 6 September 1919 de plannen tot wetswijziging aldus: „Naar aanleiding van de oprichting der vereeniging van gemeente archivarissen en van de denkbeelden tot oprichting van een vereeniging van rijksarchiefambtenaren komt het Bestuur met het voorstel een commissie te benoemen, die tot taak zal hebben een nieuw reglement voor onze vereeniging te ontwerpen, zoodat de beide nieuwe vereenigingen daarin kunnen worden opgenomen. Daardoor zal tusschen de wetenschappelijke vereeniging en de beide vakvereenigingen een band bestaan. Dit vindt het Bestuur wenschelijk", en het lid de heer Waller Zeper, zijn amendement, waarbij de taak, aan de afdeelingen opgedragen, werd toevertrouwd aan een ad hoc opgerichten bond van archiefambtenaren, toe lichtende, schreef het volgende„De vereeniging zorgt voor de behartiging van de materieele belangen van hare leden (zie art. 1). Aan dezen bond nu worden de materieele belangen toevertrouwd". Uit dat alles blijkt afdoende, dat de oorspronkelijke bedoeling van het artikel is, dat de beide daarbij ingestelde afdeelingen 151 uitsluitend zouden dienen tot het behartigen van de materieele belangen harer leden. Er is geen reden hierin verandering te brengen. Het zwaartepunt der vereeniging moet bij de Algemeene vergadering en het (Hoofd)bestuur blijven. Op zich zelf zou het natuurlijk niet onmogelijk zijn de bevoegdheid der afdeelingen eenigermate uit te breiden zonder het zwaartepunt der vereeniging te verplaatsen. Maar het trekken eener nieuwe, duidelijke grens tusschen hoofd- vereeniging en afdeelingen en om moeilijkheden, zooals er onlangs zijn voorgekomen, te voorkomen, is het trekken eener scherpe grenslijn noodzakelijk zou uiterst moeilijk zijn. Dit is overtuigend gebleken uit het plan van de minderheid der Com missie, volgens hetwelk aan de algemeene vereeniging de theoretische en wetenschappelijke behandeling van vraagstukken op het gebied der archiveconomie, der diplomatiek, der chrono logie etc. wordt overgelaten, maar het oordeel over praktische maatregelen, ten opzichte der archieven te nemen, naar de afdeelingen wordt overgebracht. Met andere woorden wil dat zeggen, dat de algemeene vereeniging zich zou bepalen tot de zorg voor de uitgave van het Archievenblad. De meerderheid der Commissie kan zich met zulk een plan dat bovendien in het concrete voorstel tot reglementswijziging onvoldoende duidelijk is uitgedrukt, niet vereenigen. Daar de heer Dresch uitdrukkelijk verklaarde, dat hij, tenzij de bevoegdheid der afdeelingen op de aangeduide wijze werd uitgebreid, het voortbestaan der afdeelingen, althans die van de afdeeling der gemeente-ambtenaren nutteloos vond, heeft de meerderheid der Commissie, die de afdeelingen vooral ter wille der gemeentearchiefambtenaren had willen hand haven, besloten de opheffing er van te moeten voorstellen. (w.g.) R. Fruin. (w.g.) P. A. Meilink." II. „Nota van de minderheid der commissie. Ondergeteekende kan zich niet vereenigen met het standpunt der meerderheid van de commissie, welke van oordeel is, dat de afdeelingen Rijks- en Gemeentearchiefambtenaren zich slechts hebben te beperken tot de behartiging der materieele belangen harer leden. Aangezien het woord „materieele wèl staat in art. 20 van het Reglement der vereeniging, doch niet in dat der afdeelingen van gemeente- en waterschapsarchiefambtenaren (Zie Nederl. Archie venblad 29ste jaargang (1920/'22), blz. 187) stelt hij voor, het woord

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 3