218
H. Levelt (II), Oud-Archivaris der gemeente Bergen-op-Zoomte
Halsteren.
P. J. Kapteyn (II), Oud-Hoofdcommies bij het Gemeente-archief van
Amsterdam, te Hilversum.
A. 't Hart, Oud-Commies bij het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gra-
venhage.
ANDERE WETENSCHAPPELIJKE ARCHIEFAMBTENAREN.
1920.
A. H. Drijfhout van Hooff (II), Kapitein van de Artillerie, te Leiden.
Mej. H. H. P. Rijperman (II), Ambtenaar bij het Bureau van de Com
missie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, te 's-Gravenhage.
Mevrouw J. A. Feith - Dittlinger (II), te Buitenzorg (Ned.-Indië).
J. Smit (II). Onderwijzer aan een O. L. S. te 's-Gravenhage.
S. de Jong (II), Onderwijzer aan een O. L. S. te 's-Gravenhage.
J. J. Moerman (II), Hoofd eener O. L. S. te 's-Gravenhage.
1921.
H. M. van Bemmei (II), te Delft.
Mej. Mr. W. M. C. Gey van Pittius (I), te 's-Gravenhage.
H. Dommisse (II), te Maassluis.
J. van Riemsdijk (II), te Teteringen.
G. Koning (II), te 's-Gravenhage.
R. Brunsting (II), Hoofd eener O. L. S. te 's-Gravenhage.
Mej. A. Hooiberg (II), te 's-Gravenhage.
1922.
Mej. A. Honigh (II), te 's-Gravenhage.
Mej. A. S. M. ten Bosch (II), Ambtenaar aan de O. L. en B. te
's-Gravenhage.
Jac. Zwarts (II), te Utrecht.
J. M. van Wijhe (II), te 's-Gravenhage.
Mevrouw C. J, Tielens Stoop (II), te Amsterdam.
Mevrouw C. B. Vellenga Smit (II), te Magelang (Ned.-Indië).
Mej. S. Wouters (II), Ambtenaar bij het Bureau van de Commissie
voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, te 's-Gravenhage.
O. Stadermann (II), Ambtenaar bij het Departement van Financiën,
te 's-Gravenhage.
Mej. Dr. F. Szper (I), Leerares aan het Gymnasium te Sneek.
Mej. C. C. ter Haar (I), Leerares aan het Gymnasium te Hengelo (Ov.).
219
1923.
Mej. C. E. Harmsen (II), Ambtenaar bij het Bureau der Commissie
voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, te s-Gravenhage.
Mej. W. Schuuring (II), te 's-Gravenhage.
D. de Kok (II), te Utrecht.
Mej. G. Berlage (11), te Deventer.
Mej. E. Hoogendijk (II), te 's-Gravenhage.
1924.
Mevrouw H. P. van de Veen Gluysteen, te Arnhem.
Mej. Mr. J. M. Graadt van R o g g e n (I), verbonden aan de Redactie
van „De Telegraaf", te Amsterdam.
Mej. Mr. J. C. van Es (I), te 's-Gravenhage.
1927.
Mej. J. M. Kelder (II), te 's-Gravenhage.
V. I. van de Wall (II), te Batavia.
M. H. A. J. Schrammen (II), te Maastricht.
K. D. Hart mans (II), te Zwolle,
Mej. W. E. Smelt (I), te 's-Gravenhage.
G. W. A. Panhuysen (I), te Utrecht.
1928.
Mr. J. W. C. van Campen (I), te 's-Gravenhage.
Mej. Mr. E. C. M. Prins (I), te 's-Gravenhage.
Mr. B. van 't Hoff (I), te 's-Gravenhage.
Mej. D. Harmsen (II), te 's-Gravenhage.
RIJKSCOMMISSIE VOOR DE ARCHIEFEXAMENS.
Prof. Mr. R. F ruin (I), Algemeen Rijksarchivaris te 's-Gravenhage,
Voorzitter; Prof. Dr. H. Brugmans, Hoogleeraar aan de Gemeente-
Universiteit te AmsterdamDr. N. Japikse, Directeur van het Bureau
der Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën, te 's-Gra
venhage; W. Nolet, Professor aan het R. K. Seminarie te Warmond;
Prof. Dr. O. Oppermann, Hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te
Utrecht, Leden.