200
Overijsel en de noordelijke provinciën verwaarloosd, doch in deze
uitgave zijn landrechten uit alle gewesten opgenomen.
Men vindt al deze landrechten reeds in meer of min bekende
uitgaven. In enkele gevallen zijn die gebruikt voor den herdruk, in
andere hebben origineele charters er voor dienst gedaan of is de
herdruk met behulp daarvan gecorrigeerd. De stelselmatige vermelding
van vroegere drukken zou aanbeveling verdiend hebben. Van den
Stichtschen landbrief van 1375 bijv. bestaat een recente uitgaaf in
het Klein Plakkaatboek van Mr. de Blécourt en Dr. Japikse, die bij
dezen herdruk niet genegeerd had moeten worden. Ook hier echter
is een verontschuldiging gelegen in het beperkte doel, waarmede
het boekje is samengesteld en waaraan het stellig beantwoordthet
onder het bereik van studeerenden brengen van tot dusverre moeilijk
bij elkaar te zoeken studiemateriaal.
A. H. MARTENS.
Geschiedkundige At/as van Nederland (De Markenkaarten). -
J. G. C. Joostino, De Groningsche Marken, 1920; B. M. de Jonge van
Ellemeet, De Drentsche Marken, 1920G. A. J. van Engelen van der Veen,
De Marken in Overijsel, 1924; A. H. Martens van Sevenhoven, Marken
in Gelderland, 1925A. LE Cosquino de Bussy, Marken in Utrecht, 1925.
Een korte bespreking van deze kaarten en teksten. De kaarten
zijn geteekend door Beekman en zijn duidelijk en mooi. Maar de waarde
er van had voor den gebruiker veel grooter kunnen zijn, indien ook
de grenzen der parochies en der rechterlijke territoiren waren aan
gegeven, opdat de onderlinge verhouding van deze drie als met een
oopopslag kon worden nagegaan. Nu zijn op sommige deelen der
kaart de grenzen der tegenwoordige gemeenten aangegeven, maar
zoo flauw, dat het een vermoeienis voor de oogen is, ze op te
sporen en te volgen. In de toelichtingen vindt men over deze ver
houdingen wèl verschillende mededeelingen, maar niet regelmatig en
consequent. Ook over de verhouding der kadastrale gemeenten en
secties tot de marken en kluften worden tal van bijzonderheden
verstrekt. Maar meer regelmatig, meer uniform had men gaarne èn
op de kaarten èn in de teksten al deze verhoudingen geteekend en
toegelicht gezien.
Wie de teksten onderling vergelijkt, bespeurt groot verschil van
opvatting en bewerking, meer dan wenschelijk en noodig. Om te
beginnen hadden de bewerkers over één alles beheerschend punt het
eens moeten zijn: het begrip marke. Dan ware het onmogelijk geweest
dat Joosting de Groninger Ommelanden en de Oldambten er uit,
201
Martens het Nijmeegsch kwartier er in gebracht had. Althans het
zou onmogelijk geweest zijn dat het gebeurd ware om de redenen,
waarom het thans gebeurd is. Indien n.l. van de hamrikken uit eerst
bedoelde streken nog evenveel te vinden of te reconstrueeren ware
geweest als van de geërfden-gemeenschappen in het Nijmeegsch
kwartier, dan zou een dergelijke verschillende behandeling niet ver
antwoord zijn geweest. Ik durf niet te beslissen of de gegevens, die
er voor de hamrikken aanwezig of althans op te diepen zijn, niet te
schamel zijn om ze in kaart te brengen. Zijn ze inderdaad te schamel,
dan is om deze reden de negatie verantwoord. Maar niet om deze
reden heeft Joosting de hamrikken genegeerd. Hij zag er waterschappen
in. Een meening, die weinig bijval heeft gevonden en die ik ook
onjuist acht. Omdat sporen van marken thans niet meer voor
handen zijn (en 't is zeer de vraag, of dit absoluut opgaat), behoeft
men nog niet tot een „nimmer voorhanden geweest te con-
cludeeren. Ik neem de vrijheid in herinnering te brengen wat over
de hamrikken in het tegenwoordige Friesland en op Ameland en
andere eilanden door van Blom en anderen in den laatsten tijd is
gepubliceerd en voor de Ommelanden verwijs ik o.a. naar Tijdsclir.
voor Rechtsgesch., I, p. 310/312 en voor het Oldambt naar mijn
Stadsmeierrecht.
Een onderling voorafgaand overleg der bewerkers zou ten goede
hebben kunnen komen aan de eenheid van bewerking ten opzichte
van de indeeling der behandeling van de stof. Op dit punt zou de
methode, door van Engelen van der Veen gevolgd, het best gekozen
kunnen zijn. Al heeft hij en op dit punt zijn de anderen weei in
't voordeel een voorafgaand gedeelte, waarin algemeene beschou
wingen, weggelaten, zijn methode van behandeling mark voor mark
wint het van die, waarop de anderen elke mark afzonderlijk hebben
beschreven. Van Engelen van der Veen besluit elke mededeeling over
een mark met wat hij weet over de verdeeling en daarna geeft hij de
grenzen op. Regelmatig en uniform. Ten aanzien van de verdeeling
der marken heeft men (d. w. z. hebben zoowel hij als de andere
bewerkers) wel bi) de organen der uitvoerende macht (gemeente-,
waterschaps- en provinciale besturen), in de markearchieven, doch
niet dan bij uitzondering in de moderne rechterlijke archieven en bij
de griffiers van Hoven en rechtbanken licht opgestoken. Opgaaf van
gepubliceerde jurisprudentie uit de 19e en 20e eeuw zoowel met
betrekking tot de verdeeling als tot andere quaesties op t gebied
der marken zou ook aanbeveling verdiend hebben.
Joosting en de Jonge in meerdere, van Engelen van der Veen in
mindere mate hebben te veel de z.g. eigen marken als het