198 zwager was geweest van Arent Gardenijs en Philip Lucasz.Na deze aanwijzing was de gevoltrekking noodzakelijk, dat eveneens de papieren betreffende de W. I. Compagnie (hoofdzakelijk van 1646) van Jacques Specx afkomstig moesten zijn. Overtuigend werd deze herkomst aan nemelijk gemaakt door het handschrift der notities op de stukken, hetwelk overeenkwam met dat van Specx's handteekening en schrift.2) Verder bleek het aanvankelijk niet te ontcijferen adres op een der stukken aangaande de W. I. Compagnie thans gemakkelijk te lezen als: Specxs. Onzeker bleef nog de wijze, waarop Specx in het bezit dezer stukken kon zijn gekomen. Had er relatie tusschen Specx en de W. I. Compagnie bestaan? Daar de aanteekeningen over hem in het Nieuw Biographisch Woordenboek Deel VI en bij Van Rhede van der Kloot. De Gouverneurs-Generaal van Neder!. Indië met het jaar 1638 eindigen, nam ik archiefbescheiden te hulp. Hierin stond wat ik wenschteeen brief van Bewindhebberen der W. 1. Compagnie ter kamer Amsterdam aan H.HoogMogenden van 30 Mei 1645 (bewaard in het archief der Staten-Generaal), door Specx onderteekend, wees uit, dat deze destijds bewindhebber was en eveneens kwam Specx als bewindhebber voor in het Notulenregister van de Bewindhebberen, gedeputeerd om te delibereeren over het behoud der conquesten in Brazilië, aanvangend 1 December 1645. Eenmaal zoover gekomen, lag de verdere gevolgtrekking voor de hand, dat onder de stukken aangaande de V. O. I. Compagnie, welker aanwezigheid niet voldoende aannemelijk kon worden gemaakt door eene herkomst van Salomon Sweers of Jeremias van Vliet te onderstellen, verschillende van Jacques Specx afkomstig zouden zijn. Inderdaad bleek de naam Specx in menig geval de aanwezigheid van bescheiden betreffende Oostindische zaken te kunnen verklaren. Somwijlen werd dit uitgewezen door de adresseering; een ander maal door het handschrift: zoo voor een tweetal door Specx gecopieerde brieven van Jan Pietersz. Coen, in December 1625 en April 1626 geschreven aan Daniel van der Leck, benoemd Raad van Indië3); 199 eveneens voor bescheiden op welke notities in Specx's handschrift werden aangetroffen een origineele brief van Heeren Zeventien van 28 Augustus 1629 aan Gouverneur-Generaal Coen, waarop Specx eigenhandig heeft aangeteekend den ontvangstdatum, en een copie- brief van Gouverneur-Generaal Brouwer aan Heeren Zeventien, door Specx in dorso geadnoteerd. Ten aanzien van andere bescheiden was de inhoud een aanwijzing. Van Specx zullen bijvoorbeeld afkomstig zijn de stukken betreffende de voyage onder Admiraal Pieter Willemsz. Verhoeff; toen de tot deze uitreeding behoorende schepen Leeuw met Pijlen en Griffioen in 1609 naar Japan waren gezeild, bleef Specx, tot hoofd van Compagnie's handel te Firando aangesteld, aldaar achter. Het is hier niet de plaats verder uit te werken, welke stukken nog meer aan Specx zullen moeten worden toegewezen; wij stippen slechts aan, dat men, wat de oudere stukken betreffende Japan, aan wezig in de collectie C. S., aangaat, zal moeten bedacht zijn op eene herkomst van Specx, die aldaar langen tijd de V. O. I. Compagnie gediend heeft. Ten slotte blijft het waarschijnlijk, dat een volledig detail-onderzoek van het geheel der in de collectie C. S. opgenomen papieren de aanwezigheid van bescheiden van nog andere herkomst dan van Jacques Specx, Salomon Sweers en Jeremias van Vliet zal aantoonen. R. BIJLSMA. Boekbespreking. Nijmeegsche studieteksten. III. Landrechtenverzameld door Prof. Mr. E. J. J. van der Heyden en Prof. Dr. W. Mulder s. Aan het slot der aankondiging van de eerste twee bundels dezer Nijmeegsche publicatie sprak Mr. R. Fruin de hoop uit, dat een derde bundel ons de voornaamste landrechten zou brengen1). Die wensch is thans vervuld, want een tiental belangrijke landrechten, tot een bundel herdrukt, ligt voor ons. Over de vraag, of dit tiental „de voornaamste landrechten" zijn, zou men het met de uitgevers wellicht oneens kunnen zijn, doch de beperking, die dezen zich in verband met het doel der publicatie hebben opgelegd, maakt het begrijpelijk, dat eenige voorname landrechten niet zijn opgenomen. Intusschen is tegemoet gekomen aan het bezwaar, door Mr. Fruin geopperd tegen de keuze van de stadrechten in den eersten bundel. Daar waren in eene memorie, door ARENT GARDENIJS aan Heeren Zeventien in lanuari 1635 overgeleverd, geeft deze een verslag van zijn loopbaan, waarbij hij zijn huwelijk met de jongste schoonzuster van SPECX vermeldt; JACQUES SPECX en PHILIP LUCASZ dienden destijds eveneens een schriftuur in ter aanbeveling van hun zwager. Beide memoriën bevinden zich in de collectie SWEERS. Portretten van PETRONELLA BUYS en PHILIP LUCASZ., geschilderd door REMBRANDT, zijn gereproduceerd in Oud Holland, jaargang 31 1913) bij een opstel, waarin dr. HOFSTEDE DE GROOT de voorgestelde personen determineert. 2) Een brief met schrift en handteekening van SPECX bevindt zich o.a. bij de Overgekomen papieren uit (Indië 1628 in het archief der V. O. I. C. ter kamer Amsterdam. 3) Deze brieven zijn afgedrukt bij COLENBRANDER, jan Pietersz. Coen, Bescheiden IV, p. 685, 688. De afschriften der brieven van COEN aan G. G. en Raden van Indië, 21 October en 12 December 1623 (afgedrukt o. c„ p. 605, 623), gebonden bij de SPECX-copieën, zijn niet in diens handschrift. Zie blz. 129 van den 34sten jaargang van dit blad.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 27