172 blijven bestaan. Zelfs een jurist als ons medelid mr. Meerkamp van Embden is er door deze ongelukkige geschiedenis al ingeloopen. Dit blijkt uit zijn Verslag als Inspecteur der Gemeente- en Waterschapsarchieven in Zeeland over 1927Bij de bespreking van het archief in Oosterland zegt hij„Aan de zaak was niet veel te doen, daar de Archiefwet „1918 geen formeel verbod van archivalia-vervreemding bevat. In het „thans bij de Staten-Generaal aanhangige wetsontwerp tot wijziging „van de Archiefwet is zulk een verbod van vervreemding opgenomen". Quod non! Integendeel de Archiefwet maakt nu vervreemding mogelijk, zij het dan dat een algemeene maatregel de gevallen waarin en de wijze waarop nader zal regelen. Om te besluiten is naar mijn meening de wijziging in strijd met de ratio legis, welke mr. Muller in de bijeenkomst van Rijksarchi varissen van 16 December 1908 aangaf, en ik hier nogmaals herhaal „de ratio legis is, dat openbare archieven buiten den handel zijn." Maakt de wijziging dus inbreuk op de oorspronkelijke ratio legis, zij heeft toch ook de beteekenis van art. 5 geheel en al veranderd omdat nu in één artikel en straks ook in één algemeenen maatregel van bestuur twee geheel verschillende zaken worden behandeld vernietiging, waarbij archiefstukken de hoedanigheid van archiefstuk verliezen, en vervreemding, waarbij zij die behouden.2) Wat nu het „paard van Troje" betreft: in 1908 vond men het te moeilijk en onraadzaam om in de wet voorschriften te geven omtrent de extra-commercialiteit van archiefstukken, thans laat men aan de regeering over om de gevallen van vervreemding of niet- vervreemding te beoordeelen. Zoolang de tegenwoordige Algemeen Rijksarchivaris eenigen invloed op de samenstelling van den algemeenen maatregel van bestuur kan uitoefenen, behoeven wij niet bevreesd te zijn, altijd wel te verstaan, dat hij slechts adviseerend kan optreden. Bovendien moet men bij vervreemding uitgaan van een eigendoms recht. Het kan mooi worden als men daarover in bepaalde gevallen gaat twisten! Een verfraaiing van de wet lijkt mij de wijziging in geen geval. C. C. D. EBELL. 173 Bijdrage tot de geschiedenis van de in 1572 uitgeweken Hollandsche regeeringscolleges en de restitutie van hun archieven. IV. De restitutie van het archief van het Hof van Holland. Vooral in Holland, op een geringe uitzondering na bij al het onderling gekibbel in den grond der zaak toch eensgezind in zijn streven naar vrijheid, had deze wending in de politiek een gevoel van opluchting gegeven, nu het gevaar van ieder oogenblik aan een inval bloot te staan geweken scheen. Wel volhardden eenige kleinere steden als Schoon hoven en Oudewater en het Gooi Weesp, Muiden, Naarden met Amsterdam en Haarlem nog steeds in haar gereserveerde houding, maar de Satisfactie van laatstgenoemde stad 22 Januari '77 bracht daarin een aanmerkelijke verbetering en den len Maart trok ook van daar de bezetting af, waarmee de bedreiging uit het Noorden Amsterdam had destijds inlegering weten te ontgaan geweken was. Steeds toch hadden de Haarlemsche troepen door het heffen van brandschat zelfs in den verren omtrek in Den Haag en het West- land rust en veiligheid en betrekkelijke welvaart onmogelijk gemaakt en nog na den befaamden aftocht der Spaansche bezetting van Zierikzee, toen het Haagsche garnizoen „binnen de Plate' werd ge legerd, was in de eerste dagen van Juli 1576 de verbinding „tusschen Leyden, den Hage ende Haerlem seer onveylig", zoodat een zestigtal ruiters de oude grafelijke residentie te hulp moest komen.3) De vrien delijke verhouding met Utrecht was bovendien in 1576 door de aanhoudende briefwisseling van de Staten van Holland met de burger hoplieden van de hoofdstad van het gewest duidelijk aan den dag gekomen4) en toen door de Pacificatie een nauwe band met het gewest was gevormd en bovendien den 11 en Februari 1577 door den overgang van het Vredenburg de invloed van het welhaast aftrekkende garnizoen in het centrum der provincie geheel geweken was, zagen de Staten van Holland den toestand dan ook zoo gunstig in, dat Hof en Rekenkamer reeds in April '77 toestemming verkregen, zich met de benoodigde archieven uit +iet sterkbevestigde Delft naar de oude vertrekken in Den Haag te begeven. Afgaande op een paar rekeningposten van den rentmeester der exploiten van den Hove van Holland, waarvoor weliswaar de order tot betaling eerst den 7en Juli en 12 Aug. 1578 was afgegeven, maar b De oorspronkelijke, hierboven ingelaschte bijdrage heb ik niet willen veranderen. Men kan daarin echter zonder bezwaar overal het woord „verkoop" door „vervreemding" vervangen. 2) Door mij is nog een poging aangewend om bij de t weede Kamer een amen dement te doen indienen, waarbij de zaak der vervreemding in een afzonderlijk artikel werd geregeld, iets wat gemakkelijk had kunnen gebeuren, omdat art. 2 toch verviel, en met een kleine opschuiving van art. 3 en 4 als art. 2 en 3 nieuw, een nieuw artikel 4 had kunnen worden ingevoegd. Echter weer zonder gevolg. Vervolg van hiervóór blz. 31 —48. 2) laarhoek Die Haghe, 1924, blz. 419. 3) Res. St. v. Holl. 6 en 9 juli 1576 (uitg. UNGER, Bijdr. en Med. Hist. Gen. deel 14.) 4) Utrechtsch Plakkaatboek I, fol. 35 39

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 14