70 van de Archiefwet zelf heeft gehad, zich de vrijheid meent te mogen ver oorloven enkele bezwaren tegen het thans bij U aanhangige wetsvoorstel te Uwer kennis te brengen." Hiertoe wordt zonder stemming besloten. Thans is aan de orde het door den Archivaris van Alkmaar en elf andere gemeente-archivarissen reeds eenigen tijd geleden aan de Tweede Kamer toegezonden rekest. De Voorzitter zegt, dat wij, behoudens het in dat stuk onder 1°. gevraagde, daar toch daaromtrent reeds in deze vergadering naar aanleiding van art. IV van het wets ontwerp is beslist, het rekest kunnen steunen, er in ons rekest over kunnen zwijgen, of het daarin kunnen bestrijden. Zelf is de Voorzitter sterk tegen steunen van het rekest. De Heer Dresch houdt een uit voerig betoog, waarin hij het rekest krachtig verdedigt. Dit geeft den Heer Overvqorde aanleiding er zich, evenals de Voorzitter, sterk tegen te kanten met de opmerking, dat de archieven er niet voor ons, maar dat wij er voor de archieven zijn. Ten slotte wordt het voorstel om het rekest te steunen met 28 tegen 5 stemmen ver worpen, en daarna het voorstel om in ons rekest aan de Tweede Kamer het rekest van de Archivaris van Alkmaar c.s. te bestrijden met 21 tegen 12 stemmen aangenomen. De Heer Dresch zou er nog bij willen voegen, dat deze vergadering voor het meerendeel uit Rijksarchiefambtenaren bestond. Dit voorstel wordt echter door nie mand ondersteund. De Heer Lasonder dient namens den Heer Ebell, die ongesteld is, een voorstel in om in artikel V van het wetsontwerp niet van „vervreemding' van archiefstukken te spreken. Met het oog op het vergevorderde uur wordt aan de leden van het Bestuur overgelaten te zamen met den Heer Ebell deze zaak tot een goed resultaat te brengen. De Heer Haga meent, dat tekst en toelichting van art. V niet overeenstemmen. De Voorzitter bevestigt dit, en is er voor ook de door den Heer Ebell aangeroerde kwestie in ons rekest aan de Tweede Kamer te vermelden. De Voorzitter doet mededeeling van een bij hem ingekomen motie, met algemeene stemmen in de vergadering van de Afdeeling van Gemeente- en waterschapsarchiefambtenaren aangenomen, waarin wordt gevraagd een commissie te benoemen, die vóór de eerst volgende jaarvergadering voorstellen tot wijziging of aanvulling van de Statuten en het Huishoudelijk Reglement onzer Vereeniging zal uitwerken. Op voorstel van den Heer Bmlsma wordt besloten aan het Bestuur en de Besturen der beide Afdeelingen te zamen de samen stelling van die commissie over te laten. Hierop sluit de Voorzitter de Vergadering. 71 Afdeeling van Gemeente- en Waterschaps archiefambtenaren. Verslag van de negende afdeelingsvergadering op 28 Januari 1928. De vergadering is bijeengeroepen des namiddags om 1 uur, in het gemeente-archief te s-Gravenhage. De presentielijst is geteekend door 21 leden. Dr. H. P. Coster zond bericht van verhindering. De Voorzitter, de heer Dresch, opent te één uur de vergadering en zet het doel der bijeenkomst uiteen, n.l. om te bespreken het wetsontwerp tot wijziging der Archiefwet van 1918. Hierna merkt de Voorzitter op, dat volgens het reglement der Vereeniging van Archi varissen onze Afdeeling zich alleen zou moeten bezig houden met de materieele belangen der Afdeeling, met uitsluiting van andere onderwerpen, wat niet overeenstemt met het desbetreffend artikel in ons reglement; het blijkt echter uit de regeling van heden, dat w.j, de kwestie niet op de spits willende drijven, ons bij de zienswijze van het Hoofdbestuur hebben nedergelegd, als zullen de besprekingen over het wetsontwerp tot wijziging der Archiefwet te twee uur in de buitengewone, algemeene vergadering der Vereeniging van Archi varissen aanvangen. Vervolgens leest de Voorzitter een motie voor, voorgesteld door het Bestuur der Afdeeling en gericht aan de Vereeniging van Archi varissen van den volgenden inhoud „De afdeeling van Gemeente- en Waterschaps-Archiefambtenaren van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland, in vergadering bijeen op Zaterdag 28 Januari 1928; gehoord de uiteenzetting van het afdelingsbestuur in zake de behandeling der bezwaren van de leden tegen de wijziging der Archiefwet 1918; kennis genomen hebbende van het standpunt van het bestuur der Vereeniging van Archivarissen in Nederland ten aanzien van het vigeerend reglement der afdeeling; van oordeel dat het reglement of de statuten van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland bepalingen ten opzichte van de bijeenroeping en de bevoegdheden van de algemeene ledenvergade ringen en van de rechten der leden dienen te bevatten alsmede een duidelijke omschrijving van het arbeidsveld der afdeeling behooren te geven; van meening dat het noodzakelijk is ten spoedigste wijzigingen te brengen in reglement of statuten, T) Zie dit stuk afgedrukt hierna blz. 141.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 4