130 131 jaarlijksche prebende. En ook nadat het gemeenschappelijk leven en de waardigheid van abdis waren afgeschaft, dienden de inkomsten der voormalige abdij nog tot ver in de 18e eeuw ter prebendeering van adellijke ongehuwde jonkvrouwen uit de Noord-Nederlandsche gewesten Wat is er nu overgebleven van de archieven en van de boeken, die de abdij van Rijnsburg moet hebben bezeten? Eenige kennis omtrent den aard en den inhoud van de Rijnsburgsche bibliotheek zou voor ons van groot belang zijn, om de cultureele geschiedenis van de abdij te reconstrueeren. Doch merkwaardigerwijze en jammer genoeg, is er nergens eenig gedetailleerd bericht daar omtrent te ontdekken. Dat er een bibliotheek was, is intusschen zeker, daar er tijdens de 15e en 16e eeuw in de jaarrekeningen geregeld melding wordt gemaakt van de „lyberie", die haar eigen, niet onbelang rijke inkomsten had, en met de zorg waarvoor een der klooster- jonkvrouwen was belast2). Nergens echter vindt men een boekenlijst, of wordt er in brieven, testamenten, aanteekeningen of jaarrekeningen een of ander boek met name genoemd. Wel is er in 1569 in den inventaris van het „Misghewaet" sprake van drie missaals, doch deze behoorden tot de sacristie, en werden daar of in de kloosterkerk bewaard. Zij maakten dus geen deel uit van de eigenlijke bibliotheek3). De latere overleveringen omtrent boeken, die aan de abdij zouden hebben toebehoord, zooals een gedrukte Bijbel, die door Karel V zou zijn geschonken, en een handschrift: „Troostinghe der ghelatenre menschen", waarin een 19e eeuwsche hand aanteekende „Van het Klooster op Roemburch bij Leiden. Overgegaan in de Abdije van Rhijnsburg" zijn te onbetrouwbaar om er conclusies uit te trekken4). En het „Pastoors Boek van Rijnsburg, geprent te Gouda 1483, in -8°", dat in den auctie-catalogus van Van Alkemade en Van der Schelling (Rotterdam 1751) p. 112 voorkwam, en dat door Campbell wel terecht wordt geïdentificeerd met het „Breviarium Trajectense completum in opido Goudensi per Gerardum Leeu, Idibus (13) Dec. 1483", kan, ook al heeft het te Rotterdam in 1751 verkochte exemplaar een ex-libris gedragen, dat met Rijnsburg in verband staat, toch niet gerekend Zie: G. D. I. SCHOTEL, De abdij van Rijnsburg ('s-Hertogenbosch 1851); M. HüFFER, De adellijke vrouwenabdij van Rijnsburg 1133—1574 (Niimegen-Utrecht 1923). Zie HüFFER 54, 171, 203; ook 117 (schenking van 1 pond aan de „library"). 8) Over de missaals, HüFFER 249. Ook het „gradael-bouck" (graduale), dat de abdis van Rijnsburg blijkens kwitantie van 13 Maart (1570) st. c. (Algem. Rijksarchief) omtrent dit jaar liet schrijven, hoorde in de sacristie thuis. 4) Voor den Bijbel zie SCHOTEL 323. Voor de „Troostinghe der ghelatenre menschen", welk hs. zich bevindt in het Bisschoppelijk Museum te Haarlem zie: B. KRUITWAGEN, Catalogus van de handschriften en boeken van het Bisschoppelijk Museum te Haarlem, hs. 94, blz. 76. worden tot de bibliotheek van de abdij, daar het hoogstens tot de boeken van het koor heeft behoord en dus daar werd bewaard Wat het archief der abdij betreft, zijn wij gelukkiger. Door gunstige omstandigheden zijn niet alleen een groot aantal charters, notarieele acten, registers, copieboeken, rekeningen enz. bewaard gebleven, maar is het ook mogelijk na te gaan, welke de lotgevallen zijn geweest van het oude abdij-archief en gedeeltelijk althans hoe de verschillende archivalia in hun tegenwoordige bewaarplaatsen zijn terechtgekomen. Zoolang de abdij van Rijnsburg een ongestoord bestaan genoot, werden hare charters en acten pauselijke en grafelijke beschermings- brieven en gunstverleeningen, testamenten, contracten, kwitantie's enz. zorgvuldig opgeborgen en bewaard in „des couents seriën" of de „hantvestekyste", die op den „dormter" (dormitorium, slaapzaal) der nonnen stond2). Ook de jaarrekeningen der abdij zijn ongetwijfeld telkens in één exemplaar in dezelfde kist neergelegd, want „des couents seriën" of de „hantvestenkyste" zal zeer vermoedelijk hetzelfde zijn geweest als de „archa communis abbatisse et conuentus", waarin, volgens voorschrift uit het midden der 15e eeuw, de eene der in duplo uit te vaardigen rekeningen moest worden bewaard, „pro memoriali perpetuo", terwijl de andere bij de abdis bleef berusten3). Na de verwoesting der abdij en den daarop volgenden overgangs toestand, tijdens welken de Staten van Holland zich met het beheer der Rijnsburgsche bezittingen bemoeiden, werd de administratie der abdijgoederen aan de Ridderschap van Holland overgedragen (omstreeks r) Vgl. M. F. CAMPBELL, Annales de la typographic neerlandaise au XVe siècle (La Haye 1874) n. 373. CAMPBELL meent, dat het in 1751 verkochte exemplaar identiek is met het eenig bekende exemplaar van het Brevier van 1483, dat vroeger in het Gemeente-archief van Harderwijk werd bewaard, en dat omstreeks 1884 ge schonken werd aan de Koninklijke Bibliotheek te 's-Cravenhage (vgl. CAMPBELL, 2d Supplément, La Haye 1884, p. VI—VII). In dat exemplaar komen echter wel twee nog geheel leesbare inscripties voor, waaruit blijkt, dat het boek heeft toebehoord aan het Katharynenklooster te Harderwijk, doch van eenig verband met Rijnsburg vertoont het geen spoor. - Bij het onderzoek van het thans Haagsche exemplaar werd ik 20 Oct. 1926 op de meest voorkomende wijze bijgestaan door Mejuffrouw R. PENNINK. -) „Des couents seriën" wordt als bewaarplaats voor de kloosterbrieven reeds genoemd in een stuk van 3 Maart 1383 (Orig. Algem. Rijksarchief, Charters (Rijnsburg) dossier 153. Afschriften in de cartularia Abdij v. Rijnsburg 3 fol. 108, en 4 fok 19b). Zie ook het opschrift op Abdij v. Rijnsburg 2: „In dit boeck syn alle die brieuen geteykent die dair legghen in die hantvestekyste". Van een brief van 10 Dec. 1539, die zooals in den tekst zelf wordt vermeld, in drie exemplaren was uitgevaardigd, werd het eene „geleyt in den kist opten dormter dair onse andere brieuen liggen". De twee overige exemplaren werden bewaard door de abdis en de priorin. Zie Schotel 309—310. 3) Statuten van |ACOB, deken van de Sint-Pancraskerk te Voorne van 6 April 1454 (Bepalingen betreffende de verantwoording omtrent inkomsten en uitgaven). HüFFER 144-150.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 34