96 97 een deskundige controle verzekert, als tot heden is gegeven? Daarom geel ik, ook na de uitvoerige toelichting en verdediging van den geachten afgevaardigde, de Kamer in overweging, aan den bestaanden toestand, die algemeen bevredigend werkt en voor het archiefwezen in elk opzicht zeer gewenscht is, niets te veranderen en daarom het amendement te verwerpen. c De heer Waszink, Minister van O., K. en W.: M. de V.. De heer van Sasse van Ysselt heeft zich verzet tegen de bepaling, die opgenomen is in de oorspron kelijke Archiefwet. Hij is tot zijn bezwaar gekomen, omdat hij vreest, dat ten gevolge van de artikelen 16 en 23 van de Archiefwet de Regeering zooveel macht in handen krijgt, dat zij aan de provincies buitengewoon hooge kosten kan opleggen. Ik geloof met dr de Visser, dat voor een dergelijke opvatting geen enkele reden is. In de 10 jaar dat de Archiefwet, en de bijna tien jaar, dat de betrokken algemeene maatregel van bestuur werkt, is niets gebleken van opdrijving van kosten; integendeel kunnen nu Gedeputeerde Staten zich voor niets of voor een klein bedrag de medewerking ver zekeren van den Rijksarchivaris en Gedeputeerde Staten van verschillende provinciën hebben dat gedaan. In alle provinciën, met uitzondering van Zuidholland, is het toezie t door Gedeputeerde Staten opgedragen aan den Rijksarchivaris. In Zuidholland bestaat een andere regeling, krachtens welke een hoofdcommies van het Rijksarchief het toe zicht uitoefent. In Groningen, Friesland, Drenthe, Noordbrabant, Gelderland en Noord holland wordt dat toezicht vanwege Gedeputeerde Staten door den Rijksarchivaris eenvoudig voor niets uitgeoefend en kost het de provincie niet meer dan de gewone reis- en verblijfkosten. Er zijn twee provincies, Overijssel en Limburg, die aan den Rijksarchivaris een toelage van ƒ500.— geven, en twee, die 1000.— geven. Men kan dus niet zeggen, dat de kosten hoog zijn. Nu zegt de heer van Sasse van Ysse dat destijds door den Rijksarchivaris aan Gedeputeerde Staten een voorstel 1S 9e- daan dat, als het uitgevoerd zou zijn, aan de provincie jaarlijks J 10.000. zou kosten, maar ik meen, dat Gedeputeerde Staten van Brabant buitengewoon verstandig zijn geweest, door een dergelijk voorstel te verwerpen. Er zijn inderdaad provincies, die er nog een ambtenaar bij bezoldigen. Zoo heeft de provincie Gelderland een toe zichthoudend ambtenaar naast den Rijksarchivaris voor 2400.— of ƒ3400. salaris. De vraag, of zulk een bedrag uitgegeven zal worden, berust m laatste instantie in handen van Provinciale Staten, en er kan niet gezegd worden, dat pogingen zijn gedaan om de provincies op kosten te jagen, evenmin als dat in de toekomst zal gebeuren. u heeft de heer van Sasse van Ysselt het geheele Koninklijke besluit aan cntiek onderworpen, maar hij houde mij ten goede, dat ik daarop niet inga. Zou er in den algemeenen maatregel van bestuur echter nog een addertje schuilen, dat met zijn vergi de dood zou kunnen zijn van de provinciale of gemeentelijke financien, dan ben ik vol komen bereid, den algemeenen maatregel aan een herziening te onderwerpen, om da addertje uit het gras te halen. De heer van Sasse van Ysselt wenscht nu, dat de provincies volkomen vrijheid zullen krijgen en hij heeft dat geargumenteerd dooi fe zeggen, dat Gedeputeerde Staten toch een achtbaar college zijn Ik heb grooten eerbied voor deze colleges, die, van de buitenwereld afgesloten, dikwijls belangrijke beslissingen nemen en nu kan ik mij voorstellen, dat al die colleges van Gedeputeer Staten qroote belangstelling hebben voor waterstaatsbelangen, gemeentefinancien en ÏS quaesties in hun provinces, «ar of si, gelifke belangstelling hebben voor de archieven, geloof ik te mogen betwijfelen. Wanneer ik nu het amendement met zou bestrijden! zou het hek van den dam zijn en zou in deze wet die toch bedoelt een verbetering te zijn, een belangrijke verslechtering intreden. Ik kan onmogelijk dit amendement overnemen, kan het zelfs niet aanbevelen; integendeel, deze zaak is vooi mij zoo ernstig, zou een zoodanige verslechtering aanbrengen, dat, werd het amen dement aangenomen, ik u zou moeten verzoeken, de verdere behandeling van ontwerp te schorsen. De heer van Sasse van Ysselt: M. de V.! De heer dr. de Visser heeft opgemerkt, dat ik gezegd heb, dat de tegenwoordige Archiefwet, wat betreft het toezicht op de gemeente- en waterschapsarchieven, voldoet. Dat ik gezegd heb, dat het toezicht behoorlijk wordt uitgeoefend, is juist, maar dat de resultaten van het toe zicht voldoen, heb ik niet beweerd. En dat is een factor, die ook in dezen moet gelden. De Minister heeft in zijn Nota zeer te recht de opmerking gemaakt, dat de verslagen der provinciale inspecteurs die ook ik jaarlijks lees gewagen van ondoelmatige bewaring, slechte verzorging en verwaarloozing van gemeente- en waterschapsarchieven. Daaruit blijkt dat, hoe goed de Rijksarchivarissen het toezicht ook uitoefenen, het toezicht in heel veel gevallen geen resultaat oplevert. En daarom vrees ik, dat, wanneer de Minister zal overwegen hoe daaraan een einde te maken, hij zal zeggen: dan moeten de provinciën het Koninklijk besluit maar behoorlijk nakomen en zorgen, dat de kosten, die noodig zijn voor het in orde brengen van die archieven, ook inderdaad gemaakt worden. Dat is de reden, waarom wij, voorstellers van het amendement, aan de Re geering niet die exorbitante macht willen geven om bij Koninklijk besluit te bepalen, dat die kosten door de publiekrechtelijke besturen moeten worden gemaakt. Het is alzoo niet de quaestie, of de provinciale inspecteurs goed inspecteeren, maar of hun inspectie het resultaat oplevert, dat de Regeering blijkens haar Koninklijk besluit daar mede beoogt. Wanneer de Regeering overtuigd is, dat die inspectie niet voldoend resultaat oplevert, en in de Archiefwet komt, zooals zij thans voorstelt, nog de bepaling te staan, dat de kosten van het in de artikelen 16 en 23 bedoeld toezicht komen ten laste van de provinciën, dan kan de Regeering dienaangaande in het Koninklijk besluit bepalen wat zij wil en zullen de provinciën daarvoor moeten betalen of zij dit kunnen of niet. De quaestie is dus niet of de tegenwoordige Rijksarchivarissen al of niet be hoorlijk inspecteeren, maar of de inspectie behoorlijke resultaten oplevert, en zoowel de heer dr. de Visser als de Minister zien dat over het hoofd. De Minister zeide, dat hem niet is gebleken van opdrijving der kosten van toezicht van de zijde der Re geering. Dit is tot nu toe ook niet gebeurd. Ik wil gaarne dankbaar erkennen, dat de Rijksarchivarissen, dank zij de tegemoetkomende houding der Regeering, tot nu toe voor weinig geld de inspectie doen. De Minister zeide ook nog, dat hij de kosten van toezicht niet opdrijft; ook dit is juist, maar wie waarborgt ons, dat zijn opvolgers dit niet zullen doen? En dan staan de provincies, blijft de bepaling bestaan, dat de Re geering het toezicht van Gedeputeerde Staten naar eigen inzicht kan regelen, hier tegenover machteloos. Wanneer de Minister zoo hecht aan de regeling van harentwege van het toezicht van Gedeputeerde Staten, waarom wijzigt de Minister dan niet de artikelen 16 en 23 der Archiefwet in den zin van de bedoeling van ons amendement? Dat doet de Minister niet, omdat hij alle macht aan zich wil houden, maar dat is het, wat wij juist bedenkelijk vinden. Ik zeg niet, dat deze Minister van die macht misbruik zou maken, maar de mogelijkheid bestaat, dat een volgend Minister dat wel zal doen. De Minister heeft dat ook zelf toegegeven, want hij zeide: Gedeputeerde Staten kunnen van zienswijze veranderen, en dit is het, wat ook met een Minister kan geschieden, daar toch ook hij door een ander kan worden vervangen. De heer Waszink, Minister van O., K. en W.: Er is maar één Minister, maar er zijn elf colleges van Gedeputeerde Staten! De heer van Sasse van Ysselt: Er kan een Minister komen, die nog hardere voorschriften voor het uit te oefenen toezicht geeft en dan blijft nog in grootere mate het bezwaar bestaan, dat men bij handhaving der tegenwoordige redactie der artikelen 16 en 23 van de Archiefwet alles overlaat aan het goedvinden van den Minister, terwijl de kosten daarvan, volgens het onderhavig wetsvoorstel, nog zullen komen ten laste van de provincies. De Minister zeide voorts, dat de Provinciale Staten van Noordbrabant een verstandig besluit hebben genomen toen de provinciale inspecteur 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 17