30
In hare rigoureuse algemeenheid brengt de eerste alinea van dit
artikel XIV een onrecht; voegt men er de bedoelde woorden tusschen,
dan kan zij een zegen worden.
E. WIERSUM.
Naschrift tot het opstel van Dr. Wiersum.
Met vergunning van den redacteur voeg ik aan het bovenstaande
enkele opmerkingen toe. De heer Wiersum schrijft: „En nu komt
plotseling het verbluffende wetsvoorstel om ze (nl. de weeskamer
archieven) naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen te doen overbrengen."
Als er iets verbluffend is, dan is het zeker de moed van dr. Wiersum
om dat neer te schrijven, terwijl hij weet, dat dat wetsvoorstel een
uitvloeisel is van het behandelde in de bijeenkomst der Rijksarchiva
rissen van 12 Juni 1923, opgenomen in de Verslagen omtrent 's Rijks
oude archieven van dat jaar, die zeker sinds medio 1925 in het bezit
van dr. Wiersum zijn. Dat een wetsvoorstel, in 1923 voorbereid, in
het laatst van I927 de Tweede Kamer bereikt, wettigt den term
„plotseling" allerminst. Maar wellicht heeft de heer Wiersum indertijd de
notulen van 12 Juni 1923 niet gelezen, en is hem dus het toen ver
handelde ontgaan, niettegenstaande het Neder/andsch Archievenblad
1923/4, blz. 109, zijne aandacht op dit punt had kunnen spannen.
Enfin, de heer Wiersum is dan nu op het voorstel opmerkzaam
geworden en komt met bezwaren er tegen te berde. De heer Wiersum
citeert uit de Memorie van Toelichting, „dat de archieven der wees-
en momboirkamers te zeer verspreid zijn zoodat vereeniging
gewenscht isen betoogt dan, dat door aanneming van het wets
voorstel die vereeniging toch niet bereikt wordt, omdat sommige
gemeenten hare weeskamerarchieven in bewaring zullen kunnen ont
vangen. De heer Wiersum citeert onvolledig. De aanhef dezer alinea
van de Memorie van Toelichting luidt„Het gevolg van deze voor
schriften is, dat de archieven" enz. Deze voorschriften zijn de er
onmiddellijk vóór genoemde, vervat in het K. B. van 1 April 1835
en de wetten van 5 Maart 1852 en 14 November 1879, die ten
gevolge hebben gehad, dat soms de archieven van ééne zelfde wees
kamer over verschillende bewaarplaatsen zijn verspreid, of dat zij
krachtens verschillende titels in hetzelfde depót zijn samengebracht.
Daaraan zal het wetsvoorstel, zoo het wordt aangenomen, zeker een
einde maken.
In de tweede plaats is de heer Wiersum geërgerd, dat gemeenten
als Rotterdam, die goed voor hare archieven zorgen, bij aanneming
31
van het voorstel verplicht zullen zijn de weeskamerarchieven, die zij
reeds onder zich hebben, opnieuw in bewaring te nemen. Het zal
den heer Wiersum toch wel niet ontgaan zijn, dat hier hetzelfde
voorschrift is overgenomen, dat ook gegolden heeft en nog geldt
bij de rechterlijke en notarieele archieven en bij de oude doop-,
trouw- en begraafboeken Het eenige verschil is, dat de zaak voor
die archivalia geregeld is bij Koninklijk besluit, terwijl thans een wets
voorschrift noodig is, omdat ook vroeger, in 1852 en 1879, bij de
wet over de plaatsing van de archieven der wees- en momboirkamers
beschikt is. Reeds de elegantia iuris vordert, dat voor de weeskamer
archieven, die door velen tot de rechterlijke archieven gerekend
worden, dezelfde regeling wordt getroffen, als voor de laatstge
noemde geldt.
In elk geval hoop ik, dat het amendement van den heer Wiersum
niet in de wet zal worden opgenomen. Zij zou er door verslechteren.
Immers vooreerst vergeet de voorsteller, dat niet slechts behoorlijke
verzorging, maar ook deskundig toezicht van de zijde der gemeente
noodig is, wil men haar de met de rechterlijke archieven op ééne
lijn te stellen weeskamerarchieven toevertrouwd laten; maar bovendien
bij aanneming der redactie-WiERSUM zouden niet gebaat zijn die ge
meenten, die in 1879 .niet belangstelling genoeg toonden om hare
weeskamerarchieven op te vragen, maar zich sedert gebeterd hebben,
en zouden omgekeerd die gemeenten, die thans wel voor hare
archieven zorgen, in het bezit der weeskamerarchieven blijven, ook
al liet die verzorging of het deskundig toezicht in vervolg van tijd
te wenschen over (men denke aan het geval Gouda).
Ik zal het hierbij laten. De tijd ontbreekt thans om deze kwestie
hier a fond te behandelen. Had de heer Wiersum vroeger aan zijne
bezwaren uiting gegeven, dan was ik er gaarne uitvoeriger op
ingegaan.
R. FRUIN.
Bijdrage tot de geschiedenis van de in 1572 uitgeweken
regeeringscolleges en de restitutie van hun archieven.
1. De colleges vóór den uittocht.
Alvorens over te gaan tot de behandeling van het onderwerp
hierboven aangeduid, komt het mij tot een goed verstaan daarvan
Zie hierover ook Verslagen XLVI, dl. I blz. 4.