26
Kroon zal kunnen gelasten, dat gemeentelijke archiefbescheiden zullen
worden overgebracht naar een Rijksarchiefbewaarplaats. Zij zouden
dit in strijd achten met het eigendomsrecht en de autonomie der
gemeenten. Een 25-tal jaren geleden heeft het Rijk getracht iets
dergelijks te doen met het gemeente-archief van Roermond, doch het
heeft het naar aanleiding daarvan gevoerde proces verloren. Hét
gaat niet aan, dat de Regeering thans tracht, voor het geval het
Rijk in de toekomst zoodanige maatregelen zou willen nemen, daartoe
bij voorbaat machtiging van den wetgever te verkrijgen.
Uit taalkundig oogpunt werd bezwaar gemaakt tegen de uit
drukking „van na 1813" in het tweede lid van het nieuw voorgestelde
art. 19. Men zou aan een fraaiere uitdrukking de voorkeur geven.
De Commissie van Rapporteurs, vertrouwende, dat de Regeering
bereid zal zijn bovenstaande opmerkingen alsnog schriftelijk te beant
woorden, is van oordeel, dat de openbare behandeling van dit wets
ontwerp daarmede genoegzaam zal zijn voorbereid.
Aldus vastgesteld, 7 December 1927.
VAN SCHA1K.
CRAMER.
AALBERSE.
VAN DEN BERGH.
DE VRIES-BRUINS."
Het lid van de Tweede Kamer, Mevrouw Bakker Nort heeft op
16 December 1927 het volgende amendement ingediend:
„Ondergeteekende heeft de eer, voor te stellen in artikel XIX
alinea 2, na het cijfer 1813, in te voegen de woorden „uitgezonderd
die, welke organisch in de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen
behooren te blijven."
Toelichting.
Het is wenschelijk deze toevoeging, die thans in de toelichting
van dit artikel in de Memorie van Toelichting voorkomt, ter meerdere
zekerheid voor de gemeenten in de wet te plaatsen, opdat later niet
tegen de bedoeling van de wet gemeentelijke archiefbescheiden, die
naar hun aard in de gemeentelijke archieven bewaard behooren te
blijven, naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen zullen worden overgebracht.
BAKKER-NORT."2)
27
De voorgestelde wijziging van art. 4 der Archiefwet.
Naar mij is ter oore gekomen, bestaan er bij verscheidene
gemeentearchivarissen bezwaren tegen de bij de Staten-Generaal
ingediende voorstellen tot wijziging der Archiefwet, met name tegen
de voorgestelde wijziging van art. 4. Een onzer medeleden, die de
gemeentearchivarissen afreist om handteekeningen te verzamelen op
een adres aan de Tweede Kamer, waarin de verwerping van het
wetsontwerp verzocht wordt, zou beweerd hebben, dat die wijziging
van art. 4 de strekking had, althans de mogelijkheid openstelde om
ook de gemeentearchivarissen, tevens archiefambtenaren tweede klasse,
te verplichten om op de door hen opgemaakte afschriften van of uit
treksels uit bescheiden van vóór 1700, het fiat te vragen van den
Rijksarchivaris in de provincie op denzelfden voet, als zulks in het
tegenwoordige artikel 4 der Archiefwet voor den gemeentesecretaris
is bepaald. Deze meening komt mij voor zonder eenig fundament te
zijn: ziehier waarom.
Volgens art. 15 der Archiefwet kan het beheer van een gemeente
archief worden toevertrouwd aan den gemeentesecretaris of aan een
gemeentearchivaris, mits deze is een wetenschappelijk ambtenaar in
den zin van art. 3 der wet. De wijziging, die in art. 15 wordt voor
gesteld, brengt hierin geene verandering. Alleen wordt nu de archivaris-
wetenschappelijk ambtenaar in den zin van art. 3 in de eerste plaats,
de gemeentesecretaris in de tweede plaats genoemd.
Volgens art. 21 der Archiefwet kan het beheer van het archief
van een waterschap, veenschap of veenpolder behalve aan den secretaris
of een archivaris-wetenschappelijk ambtenaar in den zin van art. 3
der wet ook worden toevertrouwd aan een bijzonder daartoe aange
wezen bestuurslid. Eene wijziging van dit voorschrift is niet aanhangig
gemaakt.
Zooals de toestand dus thans is, kan het bestuur van eene
gemeente of een waterschap alleen zijn öf een secretaris of (bij
waterschappen) een bestuurder, óf een archivaris-wetenschappelijk
ambtenaar in den zin van art. 3 der wet. In het tweede lid van art. 4
wordt nu uitdrukkelijk bepaald, dat de goedkeuring van den Rijks
archivaris noodig is voor afschriften of uittreksels, door een secretaris
of bestuurslid af te geven, zoodat zulks bij door een archivaris
gemaakte afschriften niet noodig is.
In de voorgestelde wijziging van het tweede lid van art. 4 wordt
gezegd, dat eene fiatteering van het afschrift van een archivaris-
wetenschappelijk ambtenaar volgens art. 3 der wet door den Rijks
archivaris in de provincie niet noodig is, maar dat die van andere
b Lees: XIV (Red.).
2) In het Weekblad van het Recht van 26 December 1927, blz. 3 komt voor
een artikel, getiteld: Wat of Memorie van Toelichting? van Mr. E. SCHOTMAN. In
een naschrift wijst de schrijver er op, dat hem sedert bovengenoemd amendement
onder oogen is gekomen, dat geheel in de lijn ligt van hetgeen hij in zijn artikel heeft
betoogd.