20
Art. XV.
In de derde alinea van artikel 21 van de Archiefwet wordt
voor„Binnenlandsche Zaken" gelezen „Onderwijs, Kunsten en
W etenschappen".
Art. XVI.
Aan artikel 24 van de Archiefwet wordt een derde alinea
toegevoegd, luidende als volgt
„De kosten van de uitoefening van het in art. 23 bedoelde
toezicht komen ten laste van de provincie".
Art. XVII.
In artikel 25 wordt voor de woorden „tot nadere beschikking
naar eene Rijksarchiefbewaarplaats zal worden overgebracht", gelezen:
„naar eene Rijksarchiefbewaarplaats zal worden overgebracht, om
daar op kosten van het waterschap, het veenschap of den veenpolder,
volgens een door Ons vast te stellen tarief, tot nadere beschikking
te worden bewaard".
Art. XVIII.
De tekst van de Archiefwet, zooals die luidt na de daarin bij
de voorgaande artikelen aangebrachte wijzigingen, wordt op Onzen
last in het Staatsblad geplaatst."
De Memorie van Toelichting is van den volgenden inhoud
„In de toelichting tot Hoofdstuk Va der ontwerp-Staatsbegrooting
voor 1927 (blz. 41 van den Uitgewerkten en Toelichtenden Staat) is
mededeeling gedaan van de voorgenomen opheffing van het Rijks
archief in Drenthe, waartoe wijziging van artikel 6 der Archiefwet
1918 Staatsblad no. 378) noodig zou zijn. Dit voornemen is aanleiding
geweest om tevens na te gaan welke andere wijzigingen in deze
wet noodig zijn gebleken gedurende haar thans ruim achtjarig bestaan.
Ze zijn in het thans ingediende ontwerp opgenomen en hier achter,
voor zoover ze niet voor zichzelf spreken, toegelicht.
Intusschen heeft de ondergeteekende nog doen nagaan of er
wellicht een mogelijkheid bestaat om zonder algeheele opheffing
van het Rijksarchief te Assen toch een voldoende bezuiniging te
verkrijgen. Aangezien dit inderdaad het geval blijkt te zijn, heeft hij
van de opheffing afgezien en de oorspronkelijk in het wetsontwerp
voorkomende wijziging en aanvulling van artikel 6 der Archiefwet
daaruit gelicht, zoodat alleen de andere wijzigingen zijn overgebleven.
Artikelen II en 111. Het beginsel der openbaarheid van den
inhoud der archiefbewaarplaatsen, die in de Archiefwet bedoeld
zijn, is tot dusver neergelegd in twee artikelen. De voorgestelde
wijziging beoogt het in één enkel artikel samen te vatten.
21
Artikel IV. De wijziging in het begin van de tweede alinea
van artikel 4 heeft tot doel duidelijker dan tot dusver te doen
uitkomen, dat slechts een wetenschappelijk ambtenaar in den zin
van artikel 3 der Archiefwet bevoegd is om zelfstandig de in het
eerste lid van artikel 3 bedoelde afschriften van en uittreksels uit
bescheiden, dagteekenende van voor 1700, op te maken en af te
geven.
Artikel V. Artikel 5 der Archiefwet geeft formeel geen waarborg
tegen verkoop van oude archieven. De voorgestelde aanvulling
beoogt in deze leemte te voorzien.
Artikelen VI en Vil. De in deze artikelen voorgestelde wijzigingen
zijn van redactioneelen aard.
Artikel VIII. De tegenwoordige redactie van artikel 1 1 der
Archiefwet laat de mogelijkheid open, dat verschillende archiefcollecties
naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen worden overgebracht, zonder dat
de ondergeteekende daarin wordt gekend. Dit is ongewenscht, in
de eerste plaats omdat de beschikbare ruimte in de meeste Rijks
archiefbewaarplaatsen ongelimiteerde opneming van archieven niet
gedoogt, en in de tweede plaats omdat er tegen dient te worden
gewaakt, dat de overbrenging van archieven onder zoodanige
beperkende bepalingen plaats vindt, dat aan het in artikel 1 der
Archiefwet gehuldigde beginsel van openbaarheid wordt te kort
gedaan.
Daarom wordt thans voorgesteld voor elke overbrenging de
medewerking van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen voor te schrijven.
Artikel IX. Het doen van de door de wet voorgeschreven
kantmeldingen in de "registers van den burgerlijken stand, die bij de
arrondissements-rechtbanken berusten, is in den derden titel van het
eerste boek van het Burgerlijk Wetboek opgedragen aan de griffiers
dier rechtbanken. Ten aanzien van de registers, die overeenkomstig
artikel 1 1 der Archiefwet naar een der Rijksarchiefbewaarplaatsen
mochten worden overgebracht, zou dit voorschrift aanleiding kunnen
geven tot moeilijkheden. Daarom worden, in overleg met den Minister
van Justitie, in het voorgestelde artikel 11 bis de beheerders der
Rijksarchiefbewaarplaatsen belast met het maken der bedoelde
kantmeldingen in de onder hen berustende registers. Aangezien in
den regel slechts de oudste registers zullen worden overgebracht,
zullen kantmeldingen uit den aard der zaak slechts zelden meer
voorkomen.
Artikel X. De in artikel 13 en enkele andere artikelen^ der
Archiefwet voorgestelde wijziging van „Binnenlandsche Zaken", in