16
gesproken, die toezegging deed, te zullen overwegen eenige gemeente
archivarissen uit te noodigen tot de bijeenkomsten der rijksarchiva
rissen, indien er zaken aan de orde komen, welke de gemeente
archieven betreffen.
Alsnu deed de secretaresse-penningmeesteresse, mej. Visscher,
rekening en verantwoording van het beheer over 1926/27.
De rekening en verantwoording, sluitend met een batig saldo
van f 53.58, werd goedgekeurd en aan mej. Visscher décharge verleend.
Tot bestuursleden werden gekozen: de heeren N. M. Dresch
(Alkmaar), voorzitter, Ds. Mr. J. W. Verburgt (Leiden), secretaris
penningmeester en Dr. C. R. Vermaas (Schiedam); tot pl.verv. bestuurslid
werd wederom mej. R. Visscher (Leeuwarden), aangewezen.
In den loop der vergadering had over eenige punten een discussie
plaats, welke leidde tot de volgende besluiten
le. Aan den Algem, Rijksarchivaris zal worden verzocht om in
het vervolg vóór de behandeling van aangelegenheden, de gemeente
archieven rakende, in de bijeenkomsten der rijksarchivarissen, deze
punten ter kennis van de afdeeling gemeentelijke archiefambtenaren
te willen brengen.
Men vond dit beter dan toegang te verkrijgen tot de vergade
ringen der Rijksarchivarissen.
2e. Aan de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten en aan
de Vereeniging voor gemeentebelangen een adres te zenden, waarin,
naar aanleiding van mededeelingen van den burgemeester van Den
Haag, bij gelegenheid der opening van het nieuwe Archiefgebouw
der gemeente 's-Gravenhage, over den toestand der bewaarplaats
der nieuwere archieven aldaar, verzocht zal worden de inrichting der
archiefbewaarplaatsen, vooral in de grootere steden, onder de oogen
te zien.
Door Mr. Dr. J. C. Overvoorde (Leiden) werd er op gewezen,
dat in vele steden de archieven, speciaal de nieuwere archieven,
niet veilig, althans niet in brandvrije lokaliteiten, geborgen worden.
Bij een stadhuisbrand zou de vernietiging der stedelijke archieven,
gelet op wat er onlangs te Weenen is gebeurd, ernstige gevolgen
kunnen hebben.
Maatregelen ter beveiliging der stedelijke archieven werden
dringend noodzakelijk geacht.
17
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
Het wetsontwerp tot wijziging van de Archiefwet 1928.
Bij de Tweede Kamer (zie Bijlagen bij de Handelingen van
1927—1928, no. 197) is ingediend een ontwerp van wet tot wijziging
van de Archiefwet 1928.
Wij meenen goed te doen hier zoowel den inhoud van dat
wetsontwerp als de Memorie van Toelichting woordelijk te doen volgen.
Het wetsontwerp bestaat uit 18 artikelen, die aldus luiden:
„Art. 1.
Waar in deze wet gesproken wordt van de „Archiefwet" wordt
bedoeld de Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378).
Art. II.
De eerste en tweede alinea van artikel 1 der Archiefwet worden
gelezen als volgt
„De archieven en andere bescheiden, die in de in deze wet
bedoelde archiefbewaarplaatsen berusten, zijn, behoudens de beper
kingen, welke bij hunne opneming mochten zijn gesteld en sedert
niet zijn teruggenomen, openbaar.
Een ieder is, behoudens de beperkingen, bij de opneming gesteld
en sedert niet teruggenomen, bevoegd die stukken kosteloos te
raadplegen en te zijnen koste daaruit afbeeldingen, afschriften of
uittreksels te maken of te doen maken".
Art. III.
Artikel 2 der Archiefwet vervalt.
Art. IV.
De tweede alinea van artikel 4 der Archiefwet wordt gelezen
als volgt
„Wanneer een beheerder, als in het eerste lid van dit artikel
is bedoeld, niet is een wetenschappelijk ambtenaar in den zin van
artikel 3 van deze wet, moeten door hem opgemaakte afschriften
van of uittreksels uit bescheiden, dagteekenende van vóór 1700, om
als een afschrift of uittreksel, bedoeld in het eerste lid van dit
artikel te kunnen gelden, voor „gezien" worden geteekend door den
beheerder der Rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats der provincie
of een hem vervangend wetenschappelijk ambtenaar".
In het Weekblad van bet Recht van 7 December 1927. blz. 4, wordt door
Mr. C. Bake opgemerkt, dat men hier niet: „te zijnen koste" maar: „op zijn kosten"
zal moeten lezen. In hetzelfde artikel, getiteldTen koste en op kosten, oppert
Mr. BAKE de vraag, of, zoo art. 2 vervalt, de volgende artikelen niet moeten worden
vernummerd, en dienvolgens art. XVIII van het Wetsontwerp niet anders moet luiden.
2