180
meeste huisarchieven voordoen, zou hebben gegeven, dan deze wille
keurige indeeling. Hetzelfde geldt voor de afdeeling Varia, waarvan
verschillende stukken onder een zakelijk gedeelte onder te brengen
waren geweest.
De Regestenlijst bestaat uit vogels van diverse pluimage. Men
kan hier onderscheiden a.' de regesten, overgenomen uit den Inven
taris van den Bossche, die uiteraard buiten het kader van deze
bespreking vallen; b. de thans gelukkig verouderde kruising van
inventaris- en regestbeschrijving van de charters van de auctie Slag
regen, waarvan een nieuwe beschrijving toch wel op den weg van
een der bewerkers had gelegen; c. regesten, welker correcte vorm
ongetwijfeld het vruchtdragend onderwijs der archiefschool verraden,
en die wel afkomstig zullen zijn van den vroegeren bewerker Jhr. Mr.
Graswinckel; d. regesten, door den bewerker vervaardigd, die goed
zou hebben gedaan zich den vorm der regesten, onder c. vermeld,
tot voorbeeld te nemen.
De bewerker heeft bij de herleiding der data aangenomen,
dat overal in Brabant Paaschstijl gold. Onjuist is dit echter voor
Heusden, waar Kerst- of Jaardagstijl werd gevolgd (reg. no. 36),
terwijl het voor den heer van Bronckhorst op zijn minst genomen
onwaarschijnlijk is (reg. no. 49). Dat aan het Hof van Utrecht hier
geen Kerststijl, doch Paaschstijl wordt toegedacht (reg. 151), zal,
evenals de verhaspeling van verschillende dateeringen (bijv. reg. 140),
wel aan de zeer onnauwkeurige correctie te wijten zijn.
Het is niet duidelijk, waarom niet op gebruikelijke wijze in de
regestenlijst het inventarisnummer is aangegeven, doch met cursief
gedrukte cijfers aan den kant, welke bovendien nog eenige malen
vergeten of verkeerd zijn. Evenmin kunnen de indices (waarom niet
één index?) onze bewondering wegdragen; hunne overzichtelijkheid
wordt door de afwisseling van gewone en cursieve cijfers in niet
geringe mate geschaad.
Uit deze recensie heeft men wel kunnen opmaken, dat wij ons
geenszins kunnen vereenigen met de systematiek van den Inventaris,
en het geheel eens zijn met de opmerking van Jhr. Mr. van Rheineck
Leyssius in zijne beoordeeling van den Inventaris van Besoyen, eveneens
met medewerking van Mr. Smit tot stand gekomen, Archievenblad
1920/22 blz. 335), dat het door Mr. Smit gepropageerde systeem een
grooter stap achteruit beteekent.
Waarom, het systeem daargelaten, ook de verdere bewerking
in vrijwel alle opzichten afwijkt van de regels voor archiefbeschrijving
en ordening, die sinds tal van jaren de algemeene instemming en
waardeering hebben gevonden, wordt niet verklaard, zal ook wel
181
niet te verklaren, noch te verontschuldigen zijn. Wel wat overmoedig
klinkt dan ook de aanbeveling van dezen Inventaris door den
Rijksarchivaris in Noord-Brabant in het voorwoord, als: „Proeve van
wetenschappelijk systematisch archiefwerk, etc.". Met de aldaar
voorkomende qualificatie van dit werk als een „Unicum" gaan wij
echter volkomen accoord.
VAN SCHILFGAARDE.
Resolutiën der Staten-Generaal van 1576 tot 1609, bewerkt door
Dr. N. Japikse. VI IX (Rijks Geschiedkundige Publicatiën 51, 55, 57,
62). 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff. 1922, 1923, 1925, 1926.
Sedert ik de laatste maal in dit tijdschrift deze belangrijke uit
gave besprak zijn er wederom vier deelen van verschenen, waar
van "het laatste ons tot het einde van 1597 brengt, zoodat de onder
neming haar einde begint te naderen, hoewel eenige twijfel geoorloofd
is, of dit in twaalf deelen zal kunnen worden bereikt.
Over de groote voordeelen, die aan de gevolgde methode van
uitgave zijn verbonden, en de geringe bezwaren, die ik daartegenover
kan stellen, behoef ik niet weder te schrijven. De thans te behandelen
deelen loopen over tien jaren, bijna het door Fruin zoo bekend ge
maakte Tiental. In de inleidingen tot de vier deelen geeft Dr. Japikse
een aantal zeer te waardeeren aanwijzingen van hetgeen daarin zijns
inziens het belangrijkste is, gevolgd door mededeelingen over archi
valia, die aan de uitgave ten grondslag gelegd zijn. Voor de leden
der Vereeniging van archivarissen in Nederland als zoodanig hebben
deze laatste nog bijzonder gewicht. Zij moeten wel versterkt worden
in de overtuiging van het nut van hun arbeid, waardoor een uitgave
als deze zoozeer wordt bevorderd. Dr. Japikse heeft daaraan ook
eenige nalezingen te danken, die de gebruiker met erkentelijkheid
zal aanvaarden, hoewel hij met den bewerker zal betreuren, dat deze
de noodig geworden aanvullingen door vroegere kennismaking niet
heeft kunnen voorkomen. Een enkele maal heeft deze zich laten ver
leiden tot het bespreken van een archivalische puzzle, de verklaring
van een wonderlijk dossier in de Loketkas2), maar na de verschijning
van een inventaris van de hand van een in dezen meer bevoegden
archivaris, heeft hij zijn conjectuur wederom laten varen3). Het alge
meen belang zal het best gediend worden door een verdeeling van
den arbeid. Dat Dr. Japikse niet behoeft te wachten op de definitieve
ordening van de archieven van de Staten-Generaal en den Raad van
Ned. Archievenblad 1920 '22, blz. 345.
Deel VI, inleiding blz. XII.
3) Deel VI, inleiding blz. XV.