houtwerk, al het hout der tusschenverdiepingen, houten traptreden,
houten deuren en raamkozijnen. Terwijl bovendien de tot niets dienende
luchtkokers, al zijn ze daar met asbestpiaten afgedekt in het depot
gevaar bij brand opleveren, terwijl de leeszaal en de kamers der
ambtenaren er zeer door worden> ontsierd.
Deze vertrekken zijn overigens toch al weinig gezellig. Het zijn
alle doormidden gedeelde klassen en de verhoudingen zijn door de
deeling grondig bedorven. Lokalen van 7 bij 4Y2, maar vooral van
7 bij 2'/2 meter, die meer dan 4 meters hoog zijn, zijn weinig be-
hagelijk. Maar het ergste is dat alle werklokalen op het noordwesten
gelegen zijn en nimmer een zonnestraal vangen. Hierdoor is het gebouw
kil en veelal somber, wat voor de werklust der ambtenaren en evengoed
der bezoekers niet bevorderlijk is.
Bezwaar is ook, dat de lange gangen, samen niet minder dan
70 meters, het beheer van het gebouw bemoeilijken en tot veel geloop
aanleiding geven, wat met het niet talrijk personeel allerlei bezwaren
doet ontstaan. Wanneer men dan nog bedenkt, dat het gebouw over
het algemeen slordig is afgewerkt en de muren weinig zorgvuldig
geverfd zijn, is het duidelijk, dat het ideaal geenszins bereikt is.
Maar hier is nu eenmaal niets aan te doen, een oud gebouw
voor archief geschikt gemaakt kan nimmer een modelinrichting worden
en men mag er dit niet van verwachten. En moge aan het admini
stratiegebouw een en ander ontbreken, de hoofdzaak is in orde, want
voor de verzamelingen is een ruime, drooge en toch ook tamelijk
brandvrije bergplaats verkregen. Daarover kan men dan toch wel zeer
verheugd en dankbaar zijn en erkennen, dat thans ook het Haagsche
gemeente-archief behoorlijk is gehuisvest.
W. Moll.
Inventarissen van Oostenrijksch-Nederlandsche Bestuurs
archieven uit de tweede helft der achttiende eeuw.
Vanwege het Algemeen Rijksarchief te Brussel werden een achttal
inventarissen uitgegeven; zeven dezer, meerendeels van geringen
omvang, zijn vereenigd in eene publicatie, getiteld Travaux du Cours
pratique d'Archivéconomie, donné pendant les années 1920—1925 par
Joseph Cuvelier, Archiviste general du Royaume (1926); deze uitgave
bevat archiefinventarissen van:
1°. den Conseil Souverain de justice 1787.
2°. de Intendances 1787.
3°. de Jointe des Amortissemens 1753—1759.
4°. de jointe des Eaux 1772—1787.
5". het Commissariat général Civil 1784—1794.
6°. het Comité de Ia Caisse de Religion 1783—1787.
7°. de Jointes de Luxembourg et de Trèves; de Commission
royale de Luxembourg 1789—1791.
De Conseil du Gouvernement Général, de Conseil Souverain de
justice en de Intendances waren instellingen, door Keizer Joseph II in
het jaar 1787 in het leven geroepen. Edicten van 1 Januari 1787
bepaalden de opheffing van de Raden, die reeds sedert de Habs-
burgsche periode als collaterale bestuurscolleges nevens den Gouver
neur-Generaal in de Zuidelijke Nederlanden gefungeerd hadden, en
hunne vervanging door nieuwe organisaties, eene bestuursreformatie,
die volgens Pirenne Histoire de Be/gique inderdaad een „coup d'état" was.
De Conseil Souverain de Justice en de Intendances bleven slechts
enkele maanden bestaan; de Conseil du Gouvernement verdween in
het najaar van 1789 tengevolge der Brabantsche revolutie. Voor het
bestuur over de aan Joseph trouw gebleven gewesten Limburg en
Luxemburg werd toen eene Jointe Consultative ingestelddit college,
dat aanvankelijk verblijf hield in de stad Luxemburg, werd reeds in
December 1789 naar Trier verplaatst. In Maart 1790 kwam eene
Commission Royale, te Luxemburg zetelend, de Jointe de Trèves
vervangen.
Instellingen, die in verband met de bestuursreformatie van 1787
werden opgeheven, waren de Jointe des Eaux en het Comitté de
la Caisse de Religion.
Aan de Jointe de Eaux, ingesteld in 1772, was het opperbestuur
over waterstaatswerken, wegen, bruggen enz. opgedragen. Feitelijk
bleef haar werkzaamheid zeer beperkt, mede doordat het stroom
gebied van de Maas buiten het oppertoezicht van de Jointe werd
gehouden.
De oprichting van het Comité de la Caisse de Religion geschiedde
door Joseph 11 in 1783 wegens de opheffing van verschillende, als
onnut beschouwde kloosters in de Nederlanden; aan het Comité werd
opgedragen het beheer van de goederen der gesupprimeerde kloosters,
de uitbetaling van pensioenen aan de voormalige kloosterlingen enz.
Het meest omvangrijke archief, waarvan de inventaris in den
bundel is opgenomen, is dat van de Jointe des Amortissemens; de
inventaris is bewerkt door een deelnemer aan den Cours pratigue
Plac. Lefèvre, oud-archivaris van de Norbertijner abdij te Averbode,
164
165
Hierbij sluit aan eene afzonderlijke uitgave Inventaire des Archives
du Conseil du Gouvernement Général par Plac. et /os. Lefèvrearchi-
vistes aux Archives Générales du Royaume a Bruxelles (1927).