De Hollandsche gaardersarchieven.
184
zal het mij wellicht vergeven worden, dat ik mij heb afgevraagd hoe
Bakhuizen van den Brink zich eigenlijk de uitvoering van zijn wetsont-
werpl ini de practijk heeft gedacht. Wie zou die scheiding tusschen
geschiedkundig en administratief moeten maken? Iemand die buiten
het archief staat en dus de maatstaf der Geschiedenis aanlegt, of
iemand die m het archief zit, deel van het orgaan uitmaakt en dus
allicht de scheiding maakt met de geschiedenis van het orgaan zelf
voor oogen. Dit leidde tot het stellen van de vraag of liever ver
onderstelling, waarin ik op blz. 121 van jaargang 1923/1924 sprak.
was met zoo brutaal dit als een stelling uit te spreken, zooals
P w/RU,N m aanvang van zijn antwoord noemt.
Wanneer ik mij verplaats in de gedachtengang van mijn geachten
bestrijder, dan komt onwillekeurig bij mij de vraag op: zou ieder
overheidsorgaan wel hebben kunnen beschikken over een persoon, die
de zaak uit een algemeen Geschiedkundig oogpunt beziet? Zouden
er dan personen van buiten af aangewezen zijn moeten worden om
de splitsing te verrichten? Hoevele zouden er dan wel noodig zijn
geweest Om kort te gaan zou het wetsontwerp dan op dit punt
practisch uitvoerbaar zijn geweest?
Men zal wellicht willen aanvoeren, dat het gebruik der woorden
96?C u l 6n administratief zooals ik dit hierboven
gedaan heb tot begripsverwarring aanleiding kan geven en reeds
gegeven heeft. Nu hecht ik volstrekt niet onvoorwaardelijk aan die
woorden, maar ik voor mij heb geen kans gezien ze door andere te
vervangen, die van gelijke waarde zijn voor hetgeen ik wil aantoonen.
C. C. D. EBELL.
Ten aanzien van de zoogenaamde gaardersarchieven - de archieven
door de secretarissen van de plaatselijke besturen of gerechten als
gaarders van bepaalde gewestelijke belastingen gevormd l) - heeft
de B8(0™)
waaroveTïlHkSs Ïe Stukken> de gaardersarchieven thuis behooren,
meen i^dat hteronder vlflen! "V™*3"556" gr°0t verschil in °PV«tting bestaat,
fsc h^Xnhraat" ver,antwoordinS der verschillende belastingen
isc. het duplicaat exemplaar voor den rendant bestemd)'
q' i;e9,sters en memorialen van betalingen en ontvangsten;
aiïten van T °°r ,de doodgravers wekeliiks ter controle van de aan-
Daarenteaen ntet tranfS'T' f °°k V3" he? middel van braven, ingeleverd.
22 December 1598 ipr r9'frSL 9,r°nd Van art 10 van het P'akkaat van
December 1S9Ö h,ertoe wel gebracht (vgl. inventaris Rechterl. archief Leiden
185
men zich op tweeerlei standpunt gesteld öf men heeft deze stukken
beschouwd als archieven van een beambte van het plaatselijke bestuur
of gerecht en op grond hiervan gemeend, dat deze archieven in het
archief van de gemeente of het voormalig gerecht thuis behoorden,
öf men heeft de stukken beschouwd als archieven van een gewestelijk
ambtenaar en op grond hiervan gemeend, dat de stukken aan de
landsregeering behoorden te zijn overgedragen of alsnog behooren
te worden overgedragen. Er kan nog een derde, m.i. juister, standpunt
ingenomen worden, waarbij men, erkennende dat de archieven gevormd
zijn door de secretarissen in hun qualiteit als gewestelijk ambtenaar,
toch de plaatsing der archieven bij de gemeentelijke archieven het
meest raadzaam en logisch oordeelt.
De grondslag van de werkzaamheid van den plaatselijken secre
taris als gaarder van eenige bijzondere gewestelijke belastingen ligt
in art. 16 van de ordonnantie van 22 December 1598 op de heffing
van den 80sten penning van den verkoop van onroerende goederen,
los- en lijfrenten enz. en van de in de zijlijn verworven successiën,
luidende: „ende tot particuliere collecte (zullen wij committeren) in
elcke stadt den secretaris aldaer ende daer meer dan één secretaris
is, sulcken als bij den burghermeesteren sal worden verkooren, ende
binnen elcken dorpe in haren bedrijve den secretaris aldaer
De heffing van deze belastingen vloeide geenszins uit den aard
van het secretarisambt voortalleen uit practische overwegingen hebben
de staten de heffing door den secretaris wenschelijk geacht. De werk
zaamheid werd door hen bij afzonderlijke opdracht aan de secre
tarissen opgedragen en er ontstond aldus een combinatie van twee
verschillende ambten, ongeveer als bij een tegenwoordigen gemeente
secretaris, wanneer deze tevens ontvanger van s Rijks belastingen is,
de archieven, in de onderscheiden functies gevormd, behooren evenals
die van den hedendaagsche secretaris-Rijksontvanger onderscheiden
te worden.
Met meer recht kan men het archief als dat van een lands~
ontvanger beschouwen. Evenwel de aanspraken, die men daaraan
no. 203); m.i. heeft dit artikel alleen op den secretaris als secretaris van het gerecht
betrekking.
Evenmin de registers van taxaties van schepenen en de registers van aanbreng
voor de collatorale successies, gewoonlijk in één register vereenigd, In art. 14 van het
plakkaat van 1598 is onderscheid te maken tusschen den secretaris als secretaris van
de plaats en als collecteur, terwijl bij de door den collecteur in te leveren staten ver
klaringen van schout en schepenen behoorden te gaan, dat deze staten naar de registers
van transporten, van aanbreng der successies, va« aangiften voor het trouwen en
begraven en het venduboek (welks registers klaarblijkelijk alle onder hen berusten)
„qevisiteert" waren.
Ook de registers van aangiften van trouwen en begraven zullen dus op grond
van deze laatstgenoemde omstandigheid niet in het gaardersarchief thuis behooren.