116 Byzantijnsche kunstvoorwerpen met inschriften van de O. L. Vrouwe Kerk te Maastricht, deel XXIII (1886). Wedervinding van het grafmonument van de H.H. Monulphus en Gondolphus in de St. Servaaskerk te Maastricht, deel XXVII (1890.) De westertoren van Sr. Servaaskerk te Maastricht, deel XXVIII (1891). Gastronomia Trajectensia of een feestmaal te Maastricht in No vember 1660, deel XXVIII (1891). Ghroniek van de heerlijkheid Weert getrokken uit de stadsreke ningen, charters en andere oorspronkelijke besche iden, deel XXIX (1892). De wedervinding van het lichaam en oud graf der Heilige Hereswit (of Hereswint), gravin van Streijen, echtgenoote van den H. Ansfridus. graaf van Hoei en van Teisterbant, stichteres van de abdij Thorn en hare vereering vóór 1794, deel XXX, (1893). Korte inventaris der archieven van de schepenbank en burgerlijke administratie der heerlijkheid Gennep (Gennep, Ottersum Oeffeit), deel XXXII (1895). Miscellanea. 1. Doodvonnis te Epen in 1664. 2. Lijst der burgers van Nijmegen, die in 1572 aan het Eerwaardig Kapittel van Sint-Stephanus en den magistraat aldaar een verzoekschrift richten om twee paters tot de Sociëteit van Jesus toe te laten. 3. Het af breken van de gebouwen op de Maasbrug te Maastricht tijdens het Fransch bestuur, deel XXXVI (1900). August Jean Antoine Flament werd te Amsterdam 14 Maart 1856 geboren. De humaniora maakte hij te Kuilenburg en volmaakte die studie op een der Jezuïetencolleges. Reeds op jeugdigen leeftijd als volontair verbonden aan de Koninklijke bibliotheek te 's-Gravenhage, volgde in 1883 zijne aanstelling tot commies-chartermeester bij het Rijksarchief in Limburg en werd hij bij Koninklijk besluit van 25 Juli 1893, no. 21, tot Rijksarchivaris in Limburg benoemd. Met 1 Januari 1921 nam hij ontslag en vestigde zich in den laatsten tijd te 's-Graven hage, waar hij na eene korte ongesteldheid, door eene beroerte ge troffen, voorzien van de H.H. Sacramenten der stervenden, godvruchtig overleed. Hij was Officier in de Orde van Oranje-Nassau en Commandeur in de Orde van den Leeuw en de Zon van Perzië. Hij ruste in vrede. P. DOPPLER. 117 Het Tehuis voor Archiefambtenaren. Ook in 1924 mocht het Tehuis zich in de belangstelling van de archiefambtenaren verheugen. Was hun aantal iets geringer dan in 1923, (zeven ambtenaren, waarvan vijf met gezinsleden, samen 18 personen) het aantal dagen, gedurende welke wij hun huisvesting mochten verleenen, steeg eenigermate. Voortgegaan werd met het aanbrengen van allerlei verbeteringen, dit jaar in 't bijzonder den vernieuwing en moderniseering van de ouderwetsche closetinrichtingen en de badkamer. De voorwaarden zullen voor 1925 dezelfde zijn als in 1923 en 1924 2), behalve dat voor een bad f 0.60 zal worden berekend. Het adres voor aanmelding blijft: Bezuidenhoutscheweg 30, kamer 56. De Administrateur: E. A. Kuipers. De Handleiding en hare practische toepassing. Het herkomstbeginsel en de volgorde in den inven taris. Het zoeken van de grens, welke bij de toepassing van het herkomstbeginsel niet kan overschreden worden zonder dat beginsel geweld aan te doen, hieraan zijn de volgende regels hoofdzakelijk gewijd. Maar het ware al te eenzijdig alleen te waarschuwen tegen het langste bed van Procrustes en daarna het genoemde beginsel argeloos prijs te geven aan den tegenhanger der uitrekkingsmethode, n.l. aan de te enge opvatting. Eene zeer korte beschouwing van het herkomstbeginsel zelf kan wellicht leiden tot het aanwijzen der grenzen „guos ultra citraque nequit consistere rectum". Het herkomstbeginsel, dat elk archiefstuk op zijne oorspronkelijke plaats wil zien gebracht, laat zich vergelijken met een wonderspiegel, waarin de archivaris een volledig en ideaal beeld van zijn archief kan zien verschijnen, en dit met te meer duidelijkheid, naarmate hij nauwkeuriger dat archief zelf bestudeert. Het is echter niet voldoende, dat hij het beeld oproept, hij heeft het ook zoo goed mogelijk te reproduceeren, eerst voor zichzelf door de stof te ordenen en te beschrijven, daarna door het samenvoegen van de beschrijvingen tot een inventaris, ten gebruike van anderen. Het is nu de vraag in hoe verre het herkomstbeginsel hem hierbij helpen kan. De eenig denk bare beperkingen bij het verwerkelijken van het complete en ideale T Zie Archievenblad XVI 1923—1924, blz. 117. XXX 1922-1923, 91-92.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1925 | | pagina 9