102
Raadpleging van buitenlandsche archivalia. Het
Bestuur heeft aan den Minister van Buitenlandsche Zaken het navolgend
schrijven gericht
Aan Z. Exc. den Minister
van Buitenlandsche Zaken. 's-Gravenhage, 29 januari 1925.
Naar aanleiding van een besluit van de Vereeniging van Archi
varissen in Nederland hebben de ondergeteekenden, voorzitter en
secretaris dier vereeniging, de eer, het volgende aan de aandacht
Uwer Excellentie te onderwerpen.
Het wetenschappelijk onderzoek der archieven wordt aanmerkelijk
bevorderd door de uitleening van archiefstukken van het eene archief-
depót naar een ander, waar zij gemakkelijker geraadpleegd kunnen
worden door dengene, die ze voor zijn onderzoek behoeft. Hier te
lande is dan ook als algemeene regel de uitleening van het eene
depót naar het andere, zoo dit voldoende waarborgen van veiligheid
en toezicht biedt, verplichtend gesteld (zie K. B. van 2 September
1919, Stbl. 550, art. 5). In het internationale verkeer is deze materie
echter geheel ongeregeld en het gevolg is eene groote ongelijkheid
in behandeling, welke aan van hier tot het buitenland gerichte aan
vragen te beurt valt. Sommige staten laten slechts bij hooge uit
zondering verzendingen naar het buitenland toe, andere eischen vóór
de verzending de storting eener waarborgsom, alsof men een verloren
archiefstuk door een tweede exemplaar te koopen vervangen kan,
andere daarentegen en dat zijn in de eerste plaats de Scandinaafsche
Staten zijn aanstonds bereid, de gevraagde stukken op te zenden.
Daarbij komt dan nog, dat veelal onderscheid wordt gemaakt
naarmate de aanvrage uitgaat van een ook in het buitenland bekend
archief, zooals het Algemeen Rijksarchief, of van een klein gemeente
archief, al is dat brandvrij opgeborgen en al staat het onder des
kundig beheer.
Het doel van dit schrijven is nu, den steun van Uwe Excellentie
in te roepen eensdeels om te verkrijgen, dat de buitenlandsche staten
in deze dezelfde ruime opvatting huldigen als waarvan de Neder-
landsche regeering altijd blijk heeft gegeven, door hare archivalia,
wanneer de omstandigheden het niet bepaald onraadzaam maken,
tijdelijk in buitenlandsche archieven te deponeeren om daar te worden
geraadpleegd, anderdeels om eene gelijke behandeling uit te lokken
voor alle Nederlandsche archiefdepóts, die voldoende waarborgen
van veiligheid en toezicht bieden. Tot die categorie archiefdepóts
kunnen die gerekend worden, welke zijn opgenoemd in de lijst, die
de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ingevolge het
103
bovenaangehaald art. 5 van het K. B. van 2 September 1919 (Stbl.
no. 550) bij Zijner Excellenties beschikking van 10 November 1923
(no. 4477, Afd. K. W.) heeft vastgesteld (zie Verslagen omtrent 's Rijks
oude archieven, 1923, dl. 1, blz. 43), en welke daardoor van Rijkswege
als voldoende waarborgen en goede bewaring biedende zijn gestempeld.
Wellicht dat het internationaal wetenschappelijk instituut, dat te
Parijs zal worden opgericht, er toe zou kunnen medewerken om deze
desiderata te verkrijgen; doch dat is eene zaak, die niet tot de
competentie van ondergeteekenden behoort, en die zij gaarne aan
Uwer Excellenties prudentie overlaten.
(w.g.) Martens, (w.g.) R. Fruin,
secretaris. voorzitter.
NIET-OFFICIEEL GEDEELTE.
STAAT VAN HET
Nederlandsch Archiefwezen.')
15 Mei 1925.
RIJKSARCHIEVEN.
Algemeen Rijksarchivaris: Prof. Mr. R. Fruin (1).
Secretaris (Hoofdcommies)Mr. J. A. G. Verspyck Mijnssen.
Commies: P. J. van Rosmalen (II).
N.B. De namen van de leden van de Vereeniging van Archiva
rissen in Nederland zijn gespatieerd gedrukt.
(I) achter den naam beteekent: in het bezit van het radicaal van wetenschappelijk
archiefambtenaar der eerste klasse.
(II) achter den naam beteekent: in het bezit van het radicaal van wetenschap
pelijk archiefambtenaar der tweede klasse.
vóór den naam van de instelling beteekent dat naar deze instelling volgens
de Beschikking van den Minister van O. K. en W. van 10 November 1923 (zie ver
slagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 1923, I, blz. 43), stukken uit openbare archieven
op aanvrage moeten worden opgezonden.
Algemeen Riiksarchief te 's-Gravenhage.
Algemeen beheer.
Deze staat bevat een volledige opgave van alle wetenschappelijke archief
ambtenaren der eerste en der tweede klasse, die in het bezit dezer radicalen zijn
gekomen zoowel krachtens art. 2 en 3 als krachtens art. 8, 9 en 10 van het Kon.
Besluit van 2 September 1919 (St.bld. 551); bovendien ook van die ambtenaren, van
wie mag worden verwacht, dat zij, om bij het Rijk het ambt van adjunct-commies en
hooger, of bij Gemeenten en Waterschappen het ambt van archivaris te kunnen be-
kleeden, zich voor het desbetreffende examen zullen aanmelden.