86 Bekijk nu met een vergrootglas de foto, die gereproduceerd werd, en het beeld blijft continu. Daarom kunnen door vergrooting van de foto details zichtbaar worden, althans in duidelijkheid winnen bij de autotypie daarentegen niet. Wat meer is, door het uit elkaar wijken der puntjes en lijntjes komt bij vergrooting moeilijker tot stand een optisch samensmelten dier figuurtjes in het oog. Door het vergroot glas ziet men op de foto meer, bij de autotypie minder. De laatste is daarom buiten kijf de mindere van de eerste. Waarom dat zoo is? Omdat men werkelijke halftoon-beelden met continu-toon door boekdruk (hoogdruk) niet drukken kan; het beeld moet steeds in grootere of kleinere elementen opgelost worden, die, ieder op zich zelf zwart drukkend, door hun grooter of geringer afmeting den indruk van lichter of donkerder toon geven. Alleen de foto-mecha nische vlakdruk-procédé's, o.a. lichtdruk, komen in waarde de fóto vrijwel nabij. Te betreuren is het, dat alleen de minderwaardige autotypie tegelijk met lettertekst afgedrukt kan worden en daarom voor illustratieve doeleinden in de eerste plaats in aanmerking komt. Het is niet voor de eerste maal, dat ik in dezen geest publiceer. Ik troostte mij er echter mede, dat althans de origineelen, voor zoo ver ze niet vernietigd werden of te loor zouden gaan, voor de his- toire future beschikbaar zouden blijven. Immers, hoewel men voor de kennis van hetgeen dertig, veertig jaar geleden afgebroken of vernietigd werd, vaak te doen heeft met verbleekte foto s, afgedrukt op ondeugdelijk papier, zoo meende ik, dat voor archief-doeleinden thans inderdaad houdbare foto's worden afgeleverd. Hoe is in deze de practijk? Als een gevel, een oud stadsdeel, een molen gesloopt moet worden, dan zijn zij, die overtuigd zijn va/t de continuïteit van het historisch gebeuren en meenen, dat die gevel, dat stadsdeel, die molen in afbeelding van het nageslacht bewaard moet blijven, er haastiglijk bij een foto te doen nemen van het ten doode opgeschrevene. Voortreffelijk. Zoo verrijken zich de openbare topografische atlassen met tal van foto's. In beginsel deden onze voorouders voor hun particuliere atlassen niet anders; herinnerd zij b.v. aan de amsterdamsche atlassen van Boendermaker en Busserus in de achttiende, aan die van Wurfbain, Splitgerber en D. C. Meijer ]r. in de negentiende eeuw. Voorzoover deze collectioneurs leefden vóór de uitgebreide toepassing der fotografie, gaven zij opdrachten aan teekenaars. Daaraan danken wij de talrijke gewasschen en geagua- relleerde aardige teekeningen van Pronk, de Beiier, Van Noorde, Schouten in de achttiende, van Lamberts, Greive, Rieke en Misset in de negentiende en twintigste eeuw. Hun werk heeft ons bewaard de topografische kennis van ons land uit hun dagen, en dat niet alleen 87 zakelijk, ook geestelijk. Want hoewel hun oeuvre is klein-kunst, zoo is het niettemin kunst met een geestelijke atmosfeer. Hun afbeel dingen, vooral die ouder dan circa 1825, zijn niet slechts nauwkeurige afbeeldingen, die documenteele waarde hebben, het zijn bovendien door de „stoffeering", door de opvatting, kortom door de visie dier klein-kunstenaars „printverbeeldingen", waar de geest der achttiende en begin negentiende eeuw uit spreekt en daarom ons nog iets zeggen. Anders staat het met onze fotokunst. De eerste buiten-foto, die hier te lande genomen werd, was een stereoscoopplaatje van het monument op den Dam te Amsterdam, van Naatje z.g. door POosterhuis te Amsterdam, opgenomen voor den haarlemschen uitgever A. C. Kruseman voor zijn „Praktische volks-almanak'in 1858 tegen Sint- Nicolaas verzonden. Sedert zijn talloos veel foto's van stadsgezichten in den handel gebracht, waarvan sommige verbleekt en onbruikbaar zijn geworden, andere zich redelijk goed hebben gehouden tot dusver. Hoe zullen zich houden de moderne foto-opnamen der atlassen? Dat hieraan veelal ontbreekt het intieme en knusse van het vroegere handwerk, kan slechts gedeeltelijk geweten worden aan het mecha nische eener foto; onze twintigste eeuw is rumoeriger en onrustiger dan de achttiende. In zooverre reflecteeren hedendaagsche buiten opnamen de maatschappelijke psyche van onzen tijd. Intusschen, er zijn niet zoo heel veel fotografen, ingericht op buiten-opnamen, die eigenlijk natte platen behoeven; veelal zijn zij daarbij niet begaafd met een voldoenden artistieken kijk, welke dit soort werk behoeft. Portret-fotografen weten vaak niet de stemming te vatten en toch worden juist aan hen gemeenlijk de bedoelde opdrachten gegeven. Toch is meestal hetgeen zij afleveren, als afbeelding, ruimschoots voldoende. Onlangs kwam op een der bestuursvergaderingen van het Genoot schap Amstelodamum ter tafel een schrijven van een fotograaf dat wreedelijk verstoorde mijn meening, dat door deze werkwijs voldaan zou zijn aan billijke eischen tegenover het nageslacht. Het overgroote deel der gemaakte foto's is niet houdbaar; zij zijn voorbestemd zich zelf te vernietigen, waardoor het doel der opname bereikt noch benaderd wordt. Het papier is vaak ondeugdelijk. De chemicaliën der positieve foto-laag tasten het papier op den duur aan. En dat niet alleen. Ook het negatief, dat is de opname zelf, is niet duurzaam, zilverzouten (salpeterzuur-zilver) kunnen in de licht gevoelige laag niet gemist worden. Wel kunnen deze door lang en zorgvuldig wasschen voor een groot deel verwijderd worden, maar niet geheel. Op den duur verwoesten deze zouten door het licht

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 49