84
Staten van Amerika, natuurlijk een hoogst belangrijk staatsstuk, dat
door den slechten toestand van papier en inkt nauwelijks meer lees
baar is en ten slotte dreigt geheel te vergaan?
Stellig is er sedert wel verbetering gekomen en is de gelegen
heid gegeven, dat papier voor het gebruik op zijn duurzaamheid en
deugdelijkheid onderzocht kan worden. Zoo werd b.v. voor ons land
in Mei van het vorig jaar bij ministerieele beschikking bepaald, dat
monsters papier onderzocht kunnen worden in het laboratorium van
den voorlichtingsdienst ten behoeve van den vezelhandel en de vezel-
nijverheid of in dat van het rijksbureau tot onderzoek van handelswaren.
De gelegenheid maakt den dief, zegt het spreekwoordhet kan dus
niet falen of door dergelijke maatregelen zij, die belang hebben bij
de wetenschap omtrent de samenstelling der door hen gebruikte
papieren, daaromtrent althans ingelicht kunnen worden, wat het behoud
van boeken en schrifturen, welke zulks waard zijn, ongetwijfeld ten
goede moet komen.
Het doet in dit verband weinig ter zake, hoe dat onderzoek
technisch gedaan wordt en hoe het papier-monster gekeurd wordt
op houtslijp, cellulose, linnen eventueel katoenen of juten lompen, vul
stoffen, doorschijnen, hars- of dierlijke lijming, doorslaan, zuigkracht,
dikte, gewicht, vastheid, breeklengte, looprichting als anderszins.
Genoeg zij het er op te wijzen, dat de technologische wetenschap
allerlei hulpmiddelen ten dienste staan om de deugdelijkheid en duur
zaamheid van papier, vóór zijn gebruik, te waardeeren en in cijfers
uit te drukken.
Dat voor de keuze van papier om als drukstof te dienen nog
andere overwegingen aan de orde komen, behoeft nauwelijks gezegd
te worden. Met name financieele. Men kan het betreuren, maar men
heeft het ten slotte te aanvaarden, dat bij uitgaven, ondernomen met
commercieele doeleinden, het papier niet immer zonder bedenken is.
Anders is het natuurlijk bij uitgaven waarbij geldelijk gewin niet
het alles beheerschende moment is, zoo bij wetenschappelijke uit
gaven, uitgaande van overheidswege of gedaan door genootschappen
met de bedoeling het heden voor het nageslacht vast te leggen. Als
zulke uitgaven geïllustreerd zijn, wordt de tekst vaak gedrukt op
zoogenaamd kunstdruk: ik herinner voor ons land aan de geïllustreerde
beschrijving der monumenten van geschiedenis en kunst der provincie
Noordbrabant (Utrecht, A. Oosthoek 1912) door de Rijks-monumenten
commissie uitgegeven en aan de oudheidkundige Jaarboeken van den
oudheidkundigen bond. Kunstdruk is geen papier, of liever het is een
dun vliesje, aan beide zijden bestreken met een mineraal in poeder,
vaak kaolien, de grondstof van het porcelein en van de goudsche
85
pijpen, waaraan door een geeigende bewerking een dicht aaneen
gesloten oppervlak gegeven is.
Dat men hier te doen heeft met iets onduurzaams, behoeft geen
betoog. Komt b.v. zulk papier met water in aanraking, het plakt vast
en zonder beschadigen kunnen de vellen niet van elkaar verwijderd
worden; gemakkelijk knappen de hoeken op vouwen af, enz. enz.
Waarom wordt het niettemin gebruikt voor wetenschappelijken publi
caties van blijvend belang Het is een technische typografische invloed.
De zaak is n.l. deze. Een veertig jaar geleden werd ontdekt dat
van een willekeurige teekening of een foto, d.w.z. een afbeelding
met halftinten mechanisch een boekdruk-cliché gemaakt kon worden,
dat in afdruk het origineel vrijwel benaderde in de schakeeringen.
Zulk een autotypie bestaat uit tallooze puntjes en lijntjes. Spoedig
bleek, dat voor zuiver en nauwkeurig afdrukken zulk een cliché
behoeft een papier met een gesloten oppervlakhoe geslotener hoe
beter. Gewone drukpapieren werden daarom gekalanderd, gemeen
zaam gezegd gemangeld. Het amerikaansche kunstdruk bleek ten
slotte de beste drukstofal de fijne partijen van een autotypie kunnen
in hun onderlinge toonschakeering tot hun recht komen.
Nu wil het geval, dat de cliché-maker en ook de drukker, hunner
zijds terecht, alleen waarde hechten aan de meer of mindere voor
treffelijkheid van hun product. Voor den cliché-maker is het gere
produceerde origineel waardeloos geworden en ik heb in den loop
der jaren jammerlijke ervaringen opgedaan met het daardoor schenden
van oude prenten. Deze technici, welke streven naar de best ver
krijgbare afdrukken, adviseeren daarom dikwijls tot kunstdruk. Trouwens
op hun weg ligt het stellig niet een oordeel te hebben, veel minder
dat te geven over de wetenschappelijke waarde van zulk een prentje.
Zij, d ie niet al te best op de hoogte zijn van „papier" of zich laten
intimideeren door het gezag van hun drukker, laten zich dan al heel
spoedig overhalen tot kunstdruk, waarop zulke goede fraaie en scherpe
afdrukken verkregen kunnen worden.
Tegen autotypieën heb ik echter ook nog een ander weten
schappelijk bezwaar. Slechts schijnbaar is het, dat de autotypie half
tinten weergeeft. Het zou te omslachtig zijn het hoe en waarom van
dit „schijnbaar" hier uiteen te zetten. Bekijk eens een autotypie door
een vergrootglas en men ziet tusschen de drukvlakjes de puntjes
en de lijntjes, die alle, zonder uitzondering, gelijkelijk van zwartheid
zijn het onbedrukte papier. Wat den indruk maakt bij oppervlakkige
beschouwing met ongewapend oog, een halftoon, een schaduw, een
lichte partij of wat dan ook, te zijn, blijkt zulks geenszins te wezen.
Het continue beeld is opgelost, automatisch vervormd in iets anders.