78 mededeeling van mr. R. Biilsma uit drie banden, getiteld: „Gedenk- waerdige saicken in den Staat van de Nederlanden ende bijsonder in Holland voorgevallen 't sedert den jare ons Heeren 1568, vervatet in 8 boucken, door A. v. R. 1598 De titel komt geheel overeen met dien van band 2 4 van de in de reeds gemelde memorie genoemde serie. Het bij de serie aansluitende deel, getiteld: „Veele schoone ende oude hantvesten en privilegiën der steden van Hollant bij den Grave van denselven lande gegeven" (enz.) is in de bij het Leidsche dossier gevoegde memorie als band 1 vermeld. De in het Algemeen Rijksarchief aanwezige serie loopt tot 1584; er ontbreken dus nog de deelen 5 9, waarvan de vermelding in de memorie luidt: „Het 5de deel behelst verscheijde Resolutien vande Staten, d'Alliantie met den koninck van Vranckrijck ende koninck van Engeland, mits gaders de zaake van den Grave van Leijcester, beginnende met een verhaal van de moort van Prins Willem de eerste tot Delft, geschiet den 10 Julij 1584 en eijndigende met December 1586". „Het 6de deel behelst verscheijde Resolutien vande Staten en saaken voorgevallen bij tijde van Prins Maurits van Orange ende de Grave van Lijcester, beginnende met den 13 januarij 1587 ende eijn digende met den 14 Maij 1591". „Het 7de deel meede behelsende verscheijde Resolutien vande Staten en saaken voorgevallen bij tijde van den Prince Mauritius van Orange, beginnende met den 30en Januarij 1591 en eijndigende met den 26 Februarij 1597". „Het 8ste deel behelst verscheijde besendingen en Ambassaden wegens deesen Staat aan verscheijde Koningen, Vorsten en Potentaten gedaan met nog eenige andere saaken, beginnende met den 9 Julij 1582 en eijndigende met den 5 Januarij 1602", en „Het 9de deel behelst verscheijde saaken en Resolutien voorge vallen bij tijde van den Prince van Orange Mauritius, beginnende met den jaare 1603 en eijndigende met den jaare 1616". Ten slotte nog een „manuscript vanden voornoemden Heere mr. Amelis van Roosendaal, gebonden in quarto in een hoornen bant ver guit op snee, in 't latijn, rakende meest heel oude kerkelijke saaken". De serie banden, hierboven genoemd en waarvan ik de nog ont brekende deelen uitvoerig vermeldde om een terugvinden te verge makkelijken, wordt niet onder denzelfden titel in den catalogus van 1702 genoemd, doch, aangezien de memorie er over voorkomt in het dossier Van Giffen in het Leidsche Gemeente-archief en die met dezelfde hand geschreven is als de minuut van het rapport over de collectie zelf, geloof ik wel te mogen aannemen, dat de memorie ook op een onderdeel dezer collectie slaat en dat de serie alleen 79 onder eenigszins afwijkenden titel in den catologus is vermeld. In dat geval schijnt mij eene vergelijking met de „Oude Stucken" in No. 2 bl. 17 van den catalogus 1702 aangewezen. Van een ander zeer belangrijk gedeelte is het spoor terugge vonden door den reeds genoemden bibliothecaris Sass, die de reeds vermelde serie van 22 deelen herkende in de gelijke serie in de Uni versiteitsbibliotheek te Göttingen, welke als „Manuscripte Zuichemiana" bekend is en ook als zoodanig bij Dr. P. J. Blok in zijn: Verslag aangaande een onderzoek in Duitschland en Oostenrijk naar Archivalia belangrijk voor de Geschiedenis van Nederland. 's-Gravenhage, 1889, bl. 15, wordt vermeld. Eene vergelijking van den door Blok gepu- bliceerden inhoud met dien in den catalogus bewijst, dat deze twee series identiek zijn; alleen ontbreekt bij Blok deel XXII met destukken betreffende Frankrijk. Waarschijnlijk zijn die alleen niet vermeld, omdat die niet direct Nederlandsche belangen vertegenwoordigen. Reeds Blok kon er op wijzen, dat deze collectie bij de stichting der bibliotheek te Göttingen, in 1734, verkregen werd uit de bibliotheek van den in 1724 overleden Geheimrat Freiherr J. H. von Bülow en aan de speciale onderzoekingen van den heer Sass danken wij thans de zekerheid, dat de collectie zich reeds in 1710 in de bibliotheek van, Von Bülow bevond 2). In dat jaar toch vertoefde de bekende bibliophiel Zacharias Konrad von Uffenbach 3) te Celle, waar hij den General-Superintendant Polycarpus Lyserus bezocht en bij het afscheid nemen ook vroeg naar de bibliotheek van Von Bülow. Deze bleek echter moeilijk toegankelijk en daar de secretaris Freudenberg, die het toezicht had, met Von Bülow te Hannover was, moest van een bezoek worden afgezien. Hij vervolgt dan: „Wir beklagten es um so viel mehr, weil man uns versichert hatte, das es ein grosser Vor- rath von allerhand kostbaren Bücher aus allen Facultaten sey, dabey auch einige Manuscripte waren, sonderlich zu der Niederlandischen Historie gehorig, vor welche der Herr Von Bülow funf hundert Reichs- thaler gezahlet". Hoewel het verband met Van Giffen en met Viglius hierbij niet uitdrukkelijk wordt vermeld, blijkt hieruit toch wel, dat alleen deze verzameling is bedoeld. De in Februari 1705 verkochte handschriften waren dus reeds in Januari 1710 in bezit van Von Bülow, zoodat deze die óf zelf door Van der Linden heeft doen koopen, óf Zie ook: Verzeichnis der Handschriften im Preussischen Staat. 1. Hannover. 2. Göttingen. 2. Berlin- 1893, bl. 192 251 Histor. 657. 2) Zij wordt ook vermeld in een catalogus van de bibliotheek van Von Bülow uit 1712. 3) UFFENBACH leefde 1683—1734, zie Allgemeine Deutsche Biographie, Bd. 39, bl. 135. De aangehaalde zinsnede komt voor in zijn Merkwürdige Reisen durch Nieder- sachsen Holland und Engeland, 1753, deel 1, bl. 451.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 45