Verslag van de zevende Afdeelingsvergadering.
22
le klasse der wetenschappelijke archiefambtenaren, verschillen onder
ling niet en zijn gelijkwaardig. Evenzoo is het gesteld met de werk
zaamheden van de wetenschappelijke archiefambtenaren der 2de klasse.
Bovengenoemde drieledige titulatuur mist derhalve voor elk der
twee groepen reden van bestaan. Voor beide groepen geldt, het
geen vanzelfsprekend is, dat door langduriger werkzaamheid grootere
geschiktheid en bekwaamheid voor de uitoefening van het ambt
worden verkregen, waardoor echter een verschil in titulatuur nog niet
gewettigd is.
De Vereeniging van Archivarissen, waaruit sedert is ontstaan de
afdeeling van Rijksarchiefambtenaren, die zich in 't bijzonder bezig
houdt met de behartiging der vakbelangen dezer ambtenaren, heeft
het steeds betreurd dat in 1898 de historische titel van chartermeester
bij het archiefwezen is verdwenen, en zij zou niets liever wenschen
dan dat deze titel weer in eere werd hersteld.
Daarom wordt verzocht aan de ambtenaren bij het Rijksarchief
wezen den titel van chartermeester te geven, en wel van charter
meester 1ste klasse, voor zooverre zij voldoen aan of gelijk gesteld
zijn met hen die voldoen aan den eisch van wetenschappelijk amb
tenaar 1ste klasse, en van chartermeester 2de klasse voor hen die
voldoen aan of gelijkgesteld zijn met hen die voldoen aan den eisch
van wetenschappelijk ambtenaar 2de klasse.
Er zullen in dat geval beneden den rang van archivaris bij het
archiefwezen slechts twee soorten ambtenaren werkzaam zijn
chartermeesters 1ste en 2de klasse, die ieder voor zich aange
steld op een vastgesteld minimum salaris, met geregelde periodieke
verhoogingen zullen opklimmen tot een vastgesteld maximum salaris.
Door deze oplossing zal worden bereikt
1dat een titel wordt verkregen die meer recht doet weder
varen aan den aard van het ambt;
2". dat de schijn verdwijnt dat de hooger betitelde ambtenaren
ook inderdaad werkzaamheden van hoogere waarde verrichten."
Het andere verzoekschrift heeft betrekking op de instelling van
een Bijzondere commissie van georganiseerd overleg,
en luidt als volgt
„Aan
Hare Majesteit de Koningin der
Nederlanden, enz, enz. enz.
Geven met den meesten eerbied te kennen
Dr. H. A. Poelman, Rijksarchivaris in de provincie Groningen, te
Groningen, als Voorzitter, en
23
A. 't Hart, Commies bij het Algemeen Rijksarchief te s-Graven-
hage, te 's-Gravenhage, als Secretaris van de Vereeniging van Archi
varissen ter behartiging van de materieele belangen der Rijksarchief
ambtenaren (afdeeling der Vereeniging van Archivarissen in Nederland),
gevestigd te 's-Gravenhage, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van
19 September 1921, no. 83, en als zoodanig die vereeniging vertegen
woordigende
dat de bijzondere eischen op het gebied van vakkennis en tech
nische bekwaamheid bij de archiefwet 1918 en het krachtens art. 3
dezer wet uitgevaardigd K. B. van 2 September 1919 (Stbl. 551),
gesteld om bij het archiefwezen benoemd te worden, voor de benoemde
ambtenaren bijzondere belangen doen ontstaan;
dat het ter bevordering van de bijzondere belangen van de
ambtenaren bij het rijksarchiefwezen wenschelijk wordt geacht, dat
worde ingesteld een bijzondere commissie van georganiseerd overleg
Redenen waarom eerbiedig wordt verzocht, dat het Uwe Majesteit
moge behagen te besluiten, dat op grond van art. 14 van het K. B.
van 20 December 1919 wordt ingesteld een bijzondere commissie
voor georganiseerd overleg voor het personeel in dienst bij het
rijksarchiefwezen.
's Gravenhage, Juni 1924. 't Welk doende enz."
De Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren hield haar gewone jaar-
lijksche vergadering op 27 September 1924, des morgens om elf uur
in het hotel de Zalm te Gouda. Aanwezig waren 13 leden en de
vertegenwoordiger van het bestuur van de Vereeniging van Archiva
rissen in Nederland. Na opening door den voorzitter werd door hem
verslag uitgebracht over het afgeloopen vereenigingsjaar, hetwelk
men hierachter vindt afgedrukt. De rekening en verantwoording van
den penningmeester werd met dank voor de gehouden adminis ratie
goedgekeurd. Daarna had de bestuursverkiezing plaats. Gekozen
werden tot voorzitter Dr. Bijlsma, tot leden jhr. mr. D. P. M. Gramwinckel
en J. Geesink en tot plaatsvervangende leden dr. P. A, Meilink en
A. 't Hart. Tot vertegenwoordiger en plaatsvervangend vertegen
woordiger in een eventueel in te stellen bijzondere commissie voor geor
ganiseerd overleg werden gekozen de Heer A. 't Hart en dr. PA. Meilink.
De beschrijvingsbrief voor de vergadering van den Vereenigingsraad
van de Centrale gaf geen aanleiding tot bespreking. Na de rondvraag,
welke geen bijzonderheden bracht, sloot de voorzitter de vergadering.