20
men niet, dat de archieven van de centrale colleges der Oostennjksch-
Hongaarsche monarchie het eigendom van den overwonnen staat
Oostenrijk bleven, waarom ze dan niet onder gemeenschappelijk
beheer geplaatst en de organisatie bestendigd, die dadelijk na de
revolutie en het uiteenvallen der monarchie voor die archieven was
ingevoerd? De nu weggevoerde stukken zullen wel voor goed voor
de archieven, waartoe zij behooren, verloren zijn, en dezen geven
van nu voortaan een onvolledig beeld van de werkzaamheden van
de besturen, die ze hebben gevormd. R- rKUlN.
Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren.
1 November 1924.
Bestuur
Dr. R. Bijlsma, Voorzitter (1927).
Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel, Secretaris (1925).
J. Geesink, Penningmeester (1927).
Plaatsvervangend leden: Dr. P. A. Meilink, A.
Vertegenwoordiger uit het Hoofdbestuur: Dr. H. oe man.
Afgevaardigde in de Centrale
A. 't Hart.
Mededeeling van het Bestuur. - Aan H. M. de Komngin
zijn twee verzoekschriften toegezonden. Het eene verzoekschrift
heeft betrekking op de titulatuur en de salarisregeling van
de archiefambtenaren en luidt als volgt:
Hare Majesteit de Koningin der
Nederlanden, enz. enz. enz.
Geven met den meesten eerbied te kennen:
Dr. H. A. Poelman, Rijksarchivaris in de provincie Groningen, te
Groningen, als voorzitter, en
A. 't Hart, Commies bij het Algemeen Rijksarchief te s-Graven-
hage te 's-Gravenhage, als secretaris van de Vereeniging van archi
varissen ter behartiging van de materieele belangen der Rijksarchie -
ambtenaren (afdeeling der Vereeniging van Archivarissen in Nederland)
gevestigd te 's-Gravenhage, goedgekeurd bij Konmkli)k besluit van
19 September 1921, no. 83, en als zoodanig die vereeniging ver
tegenwoordigende.
dat de archiefwet 1918 en het krachtens artikel 3 dezer wet
uitgevaardigd Koninklijk besluit van 2 September 1919 (stbl. 551)
21
bijzondere eischen van vakkennis en technische bekwaamheid stelt
aan hen, die bij het archiefwezen benoemd kunnen worden;
dat het op grond daarvan wenschelijk is, dat de ambtenaren
die, voldoende aan de hierboven genoemde eischen, bij het rijksarchief-
wezen worden aangesteld, een titel erlangen, waarin de verworven
hoedanigheden van bijzondere vakkundigen en technischen aard tot
uitdrukking komen;
dat reeds in lang vervlogen tijden aan ambtenaren bij het archief
wezen, die beneden den rang van archivaris werkzaam waren, de titel
van chartermeester was toegekend, totdat deze bij de salarisregeling,
vastgesteld bij Koninklijk besluit van 22 Januari 1904, no. 35, is
verdwenen
dat thans op de wederinstelling van dien titel ten zeerste zou
worden prijs gesteld, en wel zoodanig, dat aan ieder ambtenaar
beneden den rang van archivaris, onafhankelijk van den duur van zijn
diensttijd één titel werd verleend.
Redenen waarom eerbiedig wordt verzocht, dat het Uwe Majesteit
moge behagen te besluiten
a. dat aan de ambtenaren bij het Rijksarchiefwezen beneden den rang
van archivaris en voldoende aan de meergenoemde eischen of krachtens
art. 9 en 10 van het Koninklijk besluit van 2 September 1919 (Stbl.
551) met deze gelijkgesteld de titel zal worden verleend van charter
meester 1ste of 2de klasse, al naar mate zij voldoen aan de eischen
gesteld voor wetenschappelijk ambtenaar 1ste of 2de klasse;
b. dat voor ieder dezer klassen één salarisregeling wordt vast
gesteld, waarbij het maximum voor elk der ambtanaren volgens nader
aan te geven periodieke verhoogingen zal worden bereikt.
'sGravenhage, Juni 1924.
't Welk doende enz.
Memorie van Toelichting. De archiefwet 1918 en het
krachtens art. 3 dezer wet uitgevaardigd Koninklijk besluit van 2
September 1919 (Stbl. no. 551) bepalen, dat er bij het archiefwezen
zullen zijn wetenschappelijke ambtenaren 1ste en 2de klasse. Om
daartoe benoembaar te zijn, moet worden voldaan aan bijzondere
eischen op vakkundig en archieftechnisch gebied.
Bij de tegenwoordige titulatuur (adjunct-commies, commies en
hoofdcommies) komt het kenmerk van het bezit van die bijzondere
vakkundige en technische bekwaamheid niet tot zijn recht. De werk
zaamheden der ambtenaren, die gerekend worden te behooren tot de
N.B. Het jaartal achter de namen der bestuursleden geeft aan het ]aar,
waarin zij niet herkiesbaar zijn.