12
is benoemd tot archivaris der gemeente Schoonhoven. Maar alleen
het gemeentearchief is met die benoeming geluk te wenschen, niet
de archivaris zelf, die niet alleen geen traktement geniet, maar zelfs
zijne reiskosten hij woont in den Haag niet vergoed krijgt.
Of hij in de forensen-belasting zal worden aangeslagen, is nog onzeker.
Deze verblijdende gebeurtenissen worden echter geheel over
schaduwd door het verlies, dat het archiefwezen en onze vereeniging
leden door het plotseling heengaan van jhr. mr. W. G. Feith. Mondeling
en schriftelijk heb ik onzen vroeg gestorven ambtenoot reeds herdacht
ik treed hier niet in herhalingen; ik houd mij overtuigd, dat Gij allen
met mij zijn verlies diep betreurt.
Het beste geneesmiddel tegen de gevoelens van smart en teleur
stelling, waarmede wij vervuld zijn, is het zich verdiepen in de studie.
Ik meen daarom op Uwe aandacht te mogen rekenen, waar ik, de
gebeurtenissen van het laatste jaar verder latende voor wat zij zijn,
U ga bezighouden met een vraagstuk, dat de archiveconomie of
gelijk men thans pleegt te zeggen, de archivistiek betreft.
Het onderwerp, waarop ik ditmaal Uwe aandacht wil vestigen,
is er een, dat door de tijdsomstandigheden zeiven op den voorgrond
is getreden, nl. de vraag, hoe met de archieven gehandeld moet
worden, als gebieden, die tot dusverre eene gemeenschappelijke
administratie hadden, tusschen verschillende staten worden verdeeld.
In het bijzonder voor de archieven der oude Oostenrijksch-Hongaarsche
monarchie is de zaak van belang; want het grondgebied van dien
staat is over niet minder dan zeven gedeeltelijk nieuwe staten verdeeld:
Oostenrijk, Hongarije, Tchechoslovakije, Polen, Roemenie, Zuid-Slavie
en Italië. Het is dan ook niet te verwonderen, dat ons correspon-
deerend lid dr. Jan Opocensky, beheerder van de archieven van het
departement van Buitenlandsche Zaken der Tchechoslovaksche republiek,
zich geroepen heeft gevoeld in een artikel in den eersten jaargang
van „Casopis", het orgaan der Prager archiefschool, uiteen te zetten,
hoe de uiteenscheuring der oude monarchie op hare archieven heeft
gewerkt, en welk deel elk der successiestaten, in het bijzonder na
tuurlijk Tchechoslovakije, bij die splitsing verkregen heeft. Intusschen
heeft de heer Opocensky de zaak breeder opgevat en ook het een
en ander medegedeeld over hetgeen in vroegere vredesverdragen
omtrent de archieven bepaald was. Hij gaat echter niet verder terug
dan tot den vrede van Campo Formio. Zijn opstel heeft mij aanleiding
gegeven ook mijnerzijds aandacht aan deze aangelegenheid te wijden.
Daaraan hebben de volgende opmerkingen haar ontstaan te danken.
In het oudste vredesverdrag, door de Nederlandsche republiek
gesloten, in den vrede van Munster, bepaalt art. 69 het volgende
13
„Tous les registres, cartes, lettres, archives et papiers, comme aussi
sacs des procés, concernans respectivement aucunes des Provinces
unies, pays associés, villes et membres ou aucuns habitans d iceulx,
estans és cours, chanceleries, conseils et chambres de police, justice,
finances, fiefs ou archives, soit a Avennes, Malines ou autres places
sous l'obéissance dudit Seigneur Roy, seront délivrées en bonne foy
a ceux qui de la part desdites provinces respectivement auront com
mission de les demander; et le mesme sera fait de la part desdits
Seigneurs Etats pour les provinces, villes et particuliers de l'obéis
sance dudit Seigneur Roy."
Ware aan dit artikel uitvoering gegeven, dan hadden dus de
archieven der Zuidnederlandsche hoven, rekenkamers, leenkamers enz.
moeten worden nagezocht, en de er in voorkomende stukken,, die
betrekking hadden op plaatsen in Noord-Nederland, hadden aan de
Republiek der zeven provinciën moeten worden overgedragen. Dat
is echter niet geschied. Alleen nadat 26 December 1661 het traktaat
van verdeeling van de landen van Overmaze tusschen den koning
van Spanje en de Staten-Generaa! was tot stand gekomen, besloten
de laatsten 6 Juni 1662 opdracht te verleenen aan „mr. Theodorus
Graswinckel, deser zijts griffier van de Chambre miparthie,dat
hem in gevolge van 't 69e articule van het tractaet van vrede, met
den Coninck van Spaignen gemaeckt in den jaere 1648, informere van
alle registres, charters, brieven, archiven ende papieren alsoock sacken
van processen, concernerende respectivelick enige van de Geünieerde
provintiën, geassocieerde landtschappen, steden off leden van dien,
in de hoven, cancelryen, raden ende earners van policie, justicie,
finantie, leenen ofte archiven, onder de gehoorsaemheyt van den heer
Coninck berustende, daarvan pertinent register maeckende". Gras
winckel heeft die opdracht uitgevoerd en het resultaat daarvan is
geweest, dat aan de Republiek door den Koning een aantal stukken
zijn uitgeleverd, die, onder de bewaring van den Raad van State
geplaatst, met het archief van dat college naar het Algemeen Rijks
archief zijn overgebracht en daar nog bekend zijn als de collectie
Vilvoorden.
Uit den van die verzameling opgemaakten inventaris kan men
zien, hoe Graswinckel zich van zijne taak gekweten heeft, en welke
beginselen hem bij de opvordering van stukken hebben geleid. Bedrieg
ik mij niet, dan heeft Graswinckel zich daarbij, als ik het zoo uit
drukken mag, op een civielrechterlijk standpunt gesteld. Hij heeft
opgevraagd de stukken, waarop de Staten-Generaal of eene der
noordelijke provinciën als eigenaren van het grondgebied van den
staat aanspraak konden maken, op dezelfde wijze als hij, die een