126 voor den a.s. archivaris, welk vak alleen aan een groot archief als het Algemeen Rijks-archief in alle finesse's goed kan worden gedo ceerd. Blijkbaar is dr. Zeper ook hiervan niet doordrongen, getuige onder meer zijn uitspraak, als zou de bekende Handleiding door den candidaat reeds voor zijn komst op het archief kunnen zijn bestudeerd. Ja, wèl doorgelezen, maar de daarin vervatte grondbeginselen gaan eerst leven voor den gebruiker, wanneer theorie en practijk in dezen hand aan hand gaan, en eerst een groot achief als het Algemeen Rijks-archief geeft volle gelegenheid om den a.s. archivaris voor zijn geheele volgende leven van deze grondbeginselen te doordringen. Ik heb in het voorgaande slechts enkele hoofdpunten uit het betoog, van dr. Zeper aangehaald. Ik hoop echter, dat het voldoende zijn zal, om te doen uitkomen, dat het een ware ramp zijn zou, zoo de opvatting van Dr. Zeper te bevoegder plaatse eens ingang vond, en de Archiefschool, sedert 1 Januari j.l., volgens dr. Zeper's woorden toch al reeds een „schim", eens werkelijk ten doode gedoemd werd. In het begin van zijn artikel uit dr. Zeper de vrees, dat men „van hooger hand het hakmes zal hanteeren tot schade van de plant"- Sedert dit werd neergeschreven is, ten aanzien van het Rijks-archief wezen in het algemeen, het snoeimes reeds danig in werking geweest. En wie weet, wat er nog volgen zal Laten we dan echter hopen, dat er van verdere amputatie van de Archiefschool althans geen sprake meer zijn zal. Mocht de school deze moeilijke jaren veeleer zegevierend doorkomen, en moge deze instelling wanneer na dezen nacht, die we thans doormaken, de dag eenmaal zal rijzen, steeds tot grooter levenskracht kunnen worden gebracht, tot heil van het archiefwezen, in het bijzonder, maar ook in het algemeen in het publiek belang. Dr. Zeper zegt ergens in zijn artikel, dat genealogen de historie uit een bepaalden hoek bezien, en daarom doorgaans ongeschikt zijn om archivarissen te worden. Ik ben dit met den schrijver eens, maar wil er dadelijk bijvoegen, dat dit voortkomt uit het feit, dat zij archivarissen zouden zijn, die hun werk niet van een ruim algemeen standpunt overzien. Om dit laatste wèl te kunnen en dus een goed archivaris te worden is op leiding aan een Archiefschool een eerste vereischte, en dan een Achiefschool, gevestigd in een groot archief, waar het hoofdvak, de archiefleer, wordt onderwezen door een archivaris, die, speciaal voor onderwijs in dit vak is aangelegd, en zoowel de archiefvakken als de propaedeutische vakken in handen zijn van personen, zij het dan ook tevens aan andere instellingen verbonden, die deze vakken doceeren niet als aan de Universiteit, maar aangepast aan de archieven, die in de toekomst door hunne leerlingen ais archivarissen 127 zullen worden beheerd. De werkzaamheden van zulke archivarissen vooral zullen kunnen zijn in het belang van het publiek in de ruimste beteekenis van het woord, dat van archieven gebruik maakt." Het artikel van in het Alg. Handelsblad is van de hand van Prof. Mr. R. Fruin, en is van den volgenden inhoud „Onder den misleidenden titel „De mislukte archiefschool", heeft de heer Waller Zeper in de Februari-aflevering van de Gids een artikel ten beste gegeven, waarop ik niet nader zou ingaan, als niet het groote publiek, afgaande op den titel van archivaris, waarmede de schrijver gesierd is, aan het artikel meer waarde zou kunnen hechten, dan waarop het overigens aanspraak kan maken. Ik heb den titel van het boven geciteerde opstel „misleidend" genoemdimmers men zou, op den titel afgaande, in dat opstel ver wachten het betoog, door bewijzen toegelicht, dat de archiefschool niet aan de verwachting beantwoordt, dat zij niet genoeg aspirant- archiefambtenaren eerste klasse aflevert, of, dat zij, die er voor archiefambtenaar zijn opgeleid, niet voldoen, als zij praktisch werk zaam zijn gesteld. Een diergelijk betoog zal men echter in het opstel tevergeefs zoekenhet zou ook moeilijk te leveren zijn. Integendeel, als eene archivarisplaats open komt, zijn er steeds voldoende sollici tanten, die het diploma bezitten, om gelegenheid tot keuze te laten en de aan de archiefschool opgeleide ambtenaren zijn, voor zoover mij bekend, overal zeer tot tevredenheid hunner chefs werkzaam. Het eenige wat de heer Zeper aanvoert om te bewijzen, dat de archiefschool „haar doel heeft gemist", is een citaat uit het eerste verslag van den directeur der school, waaruit blijkt, dat zich voor het onderwijs in enkele vakken ook vele a.s. archiefambtenaren der tweede klasse hebben aangemeld. Daardoor was er inderdaad een oogenblik vrees, dat het onderwijs in peil zou kunnen dalen. Intusschen is dat gevaar thans metterdaad afgewend, dank zij in de eerste plaats de omstandigheid, dat enkele leeraren afzonderlijke lesuren hebben gegeven voor de adspiranten voor de tweede klasse, en in de tweede plaats de sterke vermindering van het getal dier aspiranten, daar het getal beschikbare ambtenaren tweede klasse, ten gevolge van dien eersten toevloed, dat der openkomende plaatsen verre overtreft, Voor den loopenden cursus zijn dan ook slechts twee aspiranten der In de tegenwoordige tijdsomstandigheden, nu de dienst is ingekrompen, zijn er zelfs wel personen, die het diploma van archiefambtenaar bezitten, maar die nood gedrongen andere betrekkingen hebben aanvaard. Eene jonge dame is wel niet, gelijk onze schrijver beweert, vlieger geworden, maar secretaresse van de Koninklijke Lucht vaartmaatschappij.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 9