118 Negen archiefambtenaren, waarvan verschillende met hun gezin, in totaal 26 personen, maakten van de geboden gastvrijheid gebruik. Het aantal verpleegdagen, (als ik het zoo mag noemen) bedroeg 239 tegen nog geen 200 in 1922. Is er dus in het aantal bezoekers groei te constateeren, ook in ander opzicht valt er een verbetering waar te nemen, Aanvankelijk scheen men in archiefkringen te meenen, dat de stichting slechts bestemd was voor de minder met aardsche goederen bedeelde, d. i. in 't algemeen de lagere, archiefambtenaren en niet voor de beter gesitueerden onder hen. Niets is minder waar. Het Tehuis is volstrekt niet alleen bestemd voor hen, die niet te duur uit willen zijn, maar ook voor hen, die niet van het hotel-leven houden en een rustige omgeving prefereeren. De directie verheugt zich dan ook, dat dank zij de meerdere bekendheid, die het Tehuis begint te krijgen, dit verkeerde begrip bezig is te verdwijnen. Tot deze meerder bekendheid heeft naar zij hoopt, ook bijgedragen de tea, die de stichting op 29 September 1923, ter gelegenheid van de Vergadering van de Vereeniging van Archi varissen, aan de deelnemers aan die vergadering aanbood. Ook thans zijn in het Tehuis weder enkele verbeteringen aan gebracht om het comfort van de gasten te verhoogen. De voorwaarden zullen voor 1924 dezelfde zijn als die welke voor 1923 golden Zij, die nadere inlichtingen wenschen, gelieven zich te wenden tot ondergeteekende (adres, Bezuidenhoutscheweg 30, Kamer 56). De Administrateur van het Tehuis voor Archiefambtenaren, E. A. Kuipers. De Handleiding en hare practische toepassing. Administratief en geschiedkundig. Het mag wel als bekend verondersteld worden, hoe groot de verrassing was, toen in het najaar van 1908 onverwacht het ontwerp-archiefwet van Bakhuizen van den Brink kwam opduiken. Mr. Muller heeft destijds in het Neder- landsch Archievenblad 2) een artikel aan dat merkwaardig ontwerp gewijd. Aan dit artikel wil ik een gedeelte woordelijk ontleenen ter inleiding van mijn verder betoog „De kennisneming van Bakhuizen van den Brink's ontwerp verhoogt „dus zoo mogelijk nog onze ingenomenheid met en onze bewondering „voor dezen buitengewonen man. Doch onredelijk zou het zijn te 119 „verwachten, dat dit ontwerp, dat thans eene halve eeuw oud is, „eene halve eeuw, zoo bijzonder vruchtbaar voor het Nederlandsche „archiefwezen, naast het historische belang, dat het ongetwijfeld „bezit, ook nog een praktisch belang hebben zou. Bakhuizen van den „Brink was stellig zijn tijd ver vooruit; maar thans (wij mogen het „met voldoening verklaren) zijn wij toch vrij wat verder gevorderd. „Terwijl wij met groote bevrediging in het ontwerp verschillende „denkbeelden ontmoeten, die nog de onze zijn, bevat het daarentegen „volstrekt niets meer, dat wij thans nog zouden wenschen over te „nemen, en zelfs bevat het enkele voorschriften, die mij voorkomen „daarentegen beslist verouderd te zijn. Ik wil niet spreken van detail- aanmerkingen, waartoe het ontwerp wellicht aanleiding zou geven, „wanneer wij het in behandeling moesten nemen; ik wensch echter „de aandacht te vestigen op twee beginsel-questies, waarover onze „vereeniging andere (en naar het mij voorkomt, juistere) denkbeelden „koestert." Daarna behandelt schrijver vooreerst de scheiding tusschen ge schiedkundige en administratieve archieven, en vervolgens de samen stelling der verschillende archiefdepóts. Bij de behandeling van de eerstgenoemde beginsel-kwestie keurt de schrijver in de meest stellige bewoordingen af, wat ik zou willen noemen een splitsing van archieven in vertikalen zineen splitsing die tengevolge heeft, dat naast elkaar, en in zekeren zin onafhankelijk van elkaar, blijven bestaan twee gedeelten van een archief over een zelfde tijdvak. Een doodvonnis dus over den maatregel van 1811, die de oude plaatselijke archieven verdeelde in zoogenaamde administra tieve en rechterlijke archieven. Een even vernietigend oordeel over een maatregel in de XXe eeuw genomen, toen men het archief van de afdeeling Nijverheid, die, ofschoon vóór 1877 achtereenvolgens tot verschillende Departementen van Algemeen bestuur behoord heb bende, toch vrijwel een aaneengesloten geheel vormde, is gaan splitsen in gedeelten overeenkomend met toen opgerichte departementsafdee- lingen, zoodat men b.v. bijeenbracht de stukken die op Handel, die op Nijverheid, die op Landbouw enz. enz. betrekking hadden, geheel voorbijziende dat er voor al die stukken per jaar één agenda, één index, één klapper bestond, en daardoor al die stukken reeds tot een onverbrekelijk geheel waren gevormd. Tegen een splitsing in horizontalen zin, waarbij een gedeelte van zeker archief over een bepaald tijdvak, maar dan ook in zijn geheel, naar een archiefdepót wordt overgebracht, terwijl een gedeelte van later tijd nog onder administratief beheer blijft, had schrijver uit den aard der zaak geen bezwaar, Zie Archievenblad XXX 1922 1923, blz. 91—92. 2j Zeventiende jaargang (1908—1909) blz, 83.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 5