182 op deze beschouwingen den boekentitel toepassen: les Oppermanniens peints par eux-mêmes. Dubbele plicht dwong mij te schrijven, zooals ik deed. Ruim tien jaar geleden schreef ik in Oppermann's Instituut mijn dissertatie. Ik kan aan dat eene jaar van zelfstandigen arbeid onder zijn leiding niet anders terugdenken dan in blijde erkentelijkheid. Daar vóór had ik vijf jaar lang het voorrecht genoten, mijn eigen denken en zoeken in haast vriendschappelijk verkeer te mogen toetsen aan Oppermann's wijze didactiek en altijd prikkelende wetenschappe lijkheid. Dankbaarheid was die eerste plicht. En wetenschappelijke overtuiging, men vergeve mij dat ge wichtige woord was de tweede. Zij verzuurde voor mijzelf mijn taak door niet gewilde, doch onvermijdelijke, polemiek. Mocht ik ergens in eerbiediging van iemands persoonlijkheid te kort geschoten zijn, dan wijte men dat ditmaal mij zelf en niet het onderwijs, dat ik jaren geleden genoot. Dat onderwijs was voornaam. Nooit heb ik daar één schamper polemisch woord gehoord. De zakelijkheid stond daartoe te zeer op den voorgrond. De bedoeling van deze bladzijden was: te pleiten voor een ruime synthese van de Nederlandsche geschiedenis-wetenschap. Boven den hoofdingang van de Utrechtsche Universiteit staan een paar nobele dichtregels. Ex variis radiis, zoo beginnen zij. N. B. TENHAEFF. Over den kalender „Vademecum". Door dr. A. D. van der Harst alhier is onlangs een zakkalender „Vademecum" bewerkt, die den geringen prijs van 25 cents, waar voor hij is verkrijgbaar gesteld, dubbel en dwars waard is. Het doel van den kalender is met één oogopslag te doen zien, op welken dag der week een bepaalde datum van een willekeurig jaar der Christelijke jaartelling, zoowel volgens den Juliaanschen als volgens den Grego- riaanschen kalender gevallen is of vallen zal, terwijl bovendien wordt opgegeven, op welken datum volgens den Gregoriaanschen kalender in een bepaald jaar Paschen valt. Dit alles wordt gevonden met be hulp van een paar tabellen, die samen niet meer druks beslaan dan twee bladzijden van eene gewone portefeuille, gelijk ieder bij zich draagt. Dit merkwaardige resultaat wordt bereikt door middel van het zoogenaamde kalendergetal, dat in tabel A voor elk jaar wordt op gegeven. Dit kalendergetal is 0 voor jaren met de Zondagsletter A, 1 voor jaren met de Zondagsletter G, 2 voor jaren met de Zondags- 183 letter F, 3 voor jaren met de Zondagsletter E enz. waaruit volgt, dat schrikkeljaren twee kalendergetallen hebben, een voor de beide eerste, een voor de tien andere maanden; in 1924 is b.v. in Januari en Februari het kalendergetal 2, en gedurende de rest van het jaar 3. In de kolommen, die het kalendergetal aangeven, wordt bij een schrikkel jaar gemakshalve het tweede getal, dat voor het grootste gedeelte van het jaar geldt, opgegeven. In wat de heer Van der Harst een eeuwigdurenden kalender noemt, wordt nu met behulp van het kalendergetal aangegeven, op welken weekdag de dagen van elke maand vallen. Niet alle dagen der maand worden opgegeven; ook daarbij worden alleen de cijfers 0, 1, 2, 3, 4, 5 en 6 gebezigdmaar als de eerste der maand op een Zondag valt, is het niet al te moeilijk te berekenen, dat diezelfde weekdag ook samenvalt met de 8e, 15e, 22e en 29e dagen der maand. Het teeken 0 duidt aan, dat de bedoelde weekdag samenvalt met den 7en, 14en 21 en en 28en der maand. Zoo de zakkalender „Vademecum" eene tweede uitgave beleeft, ware het wellicht wenschelijk 0 door 7 te vervangen. Het spreekt van zelf, dat zoo men van één datum van een jaar weet, op welken weekdag die valt, men ook zonder kalendergetal, alleen met behulp van den eeuwigdurenden kalender, door een kleine be rekening, gelijk dr. Van der Harst in een inliggend blad aantoont, den weekdag van alle willekeurige data van dat zelfde jaar zonder moeite vinden kan. Eene tweede tabel, B, geeft dan voor elk jaar van den Gregori aanschen kalender den datum van Paschen aan, waaruit met weinig moeite de dagen, waarop Hemelvaartsdag en Pinksteren vallen, kunnen worden afgeleid. R. FRUIN. Men kan het kalendergetal nog gemakkelijker in verband brengen met den concurrens. Onderstaande tabel geeft dat duidelijk aan Kalenderget. Conc. Zondagsletter. 0 6 A 1 7 G 2 1 F 3 2 E 4 3 D 5 4 C 6 5 B Ik vraag mij zelf af, of het niet eenvoudiger was geweest in plaats van het kalendergetal den concurrens op te nemen,

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 39