180 worden in Vollenhove; zij voegt niets anders toe aan het bisschop pelijk bezit dan de oude parochie Ommen, waartoe ook die gedeelten van de gemeente Avereest behoorden, die vroeger deel uitmaakten van de marken Stegeren en Arriën Daar zien wij nu meteen het Oversticht in wording. De vraag, die gesteld moet worden, is deze: Hoe en wanneer werden nu zulke naast elkaar gelegen graafschappen tot een grootere land schappelijke eenheid samengesmolten? Want dat het Over sticht omstreeks 1 060 geografisch compleet was, bewijst nog niet, dat het een staatsrechtelijke eenheid was. Ik heb dat alleen voor Twente grondig onderzocht, maar mij toch tegelijkertijd rekenschap gegeven van de geschiedenis van het ontstaan der Staten van Overijsel. Spangenberg's theorie, die mij op dat oogenblik onbekend was, een bekentenis waarover ik mij schaam vind ik nu in mijn aanteekeningen volkomen bevestigd. Keizer Karel V was in 1528 toen hij het Oversticht in bezit nam nog steeds heer van een staatsrechtelijk zelfstandig Twente. Strikt genomen waren er riog steeds geen Staten van Overijsel; er waren nog steeds. drie standenstaten in Overijsel: Vollenhove, Salland en Twente. Met Drente en het Nedersticht zijn er dat zelfs vijf, en niet vier. Men kan die diverse standenstaten, in Salland is de ont wikkeling het verstvan tijd tot tijd bondgenootschappen-ad-hoc zien sluiten, die Spangenberg „Einungen" zou genoemd hebben 2). Men kan Salland en Vollenhove eenigermate zien samengroeien. Maar niettegenstaande het Overijselsche landrecht van 1478, heeft bisschop David in 1481, toen hij steun had te vragen namens den Rijksdag van Neurenberg tegen de opdringende Turken, ridders en steden van Salland en Vollenhove bijeengeroepen op den Spoelderberg, die van Twente op den Markelerberg 3). Op het germaansche karakter van dezen complexen standenstaat, wil ik hier nu niet nader ingaan. Mij was het uitsluitend te doen, om te laten zien, dat de wilde veronderstellingen van Dr. Enklaar 181 nog wel eens erg konden meevallen, als wij de synthese bekijken van den onderkant. Neen, dit boek uit Oppermann's school verdient niet gesignaleerd te worden als behelzende gevaarlijke beschouwingen. Het is boordevol van zakelijke en belangwekkende informatie. Wat Dr. Enklaar deed, verdient warme aanbeveling. Wie zonder grondige kennis van wat von Below en Spangenberg over deze problemen hebben geschreven, deze zaken gaat bestudeeren, die begaat aan zichzelf een misdaad. Als berouwvolle zondaar spreek ik, wat Spangenberg betreft, uit ervaring. Ik wil de bespreking van Enklaar's boek niet eindigen, zonder gewezen te hebben op zijn knappe uiteenzettingen aangaande het maarschalkambt in het Sticht2). Als de lezer deze Utrechtsche dissertatie mocht ter hand nemen en de paar zinnetjes ontdekken, die inderdaad constructieve contemplatie zijn, dan hoop ik, dat hij zich herinneren zal, dat de onvoorzichtige auteur daarover reeds genoeg te hooren heeft gekregen. Liever verblijde hij zich over de duidelijke symptomen, die getuigen van een reëelen blik. Als n.l. Dr. Enklaar volkomen terecht, het moderne, principieel-renaissancistische in bisschop David's bestuur laat uitkomen, hij was ook de man, die oog had voor het niet-principieele geschipper van dienzelfden renais sance kerkvorst pecuniae causa 3). Met evenveel genoegen als profijt mocht ik kennis nemen van dit knappe boek. X. Slotwoord. Aan alle dingen, zelfs aan deze beschouwingen, komt een einde. Wij hebben getracht uiteen te zetten, wat van de critische richting, die te Utrecht gehuldigd wordt, te verwachten valt. Met het woord „oorkondenkritiek" gaven wij die richting wel onvol ledig, maar duidelijk typeerend weer. Ik vraag niet, of de anatomische les, mee- of tegengevallen is. Mijn groep gaf slechts de school van Oppermann te zien in sym pathieke belichting. Men kan, zonder vrees voor eenigen tegenspraak, J) De oorkonde is gedrukt: MULLER BOUMAN O.B. Sticht no. 199 blz. 184. De localiseeringVollenhove, bij BLOK, Gesch. v. h, Nederl. Volk, I- blz. 105 (ook in den zoo juist verschenen derden druk), hoewel SïEINDORFF, lahrbücher Heinrichs III dl. 1 blz. 161 noot 6 daar reeds in 1874 ernstig tegen waarschuwde). De gelijkluidenheid der namen Ommen-Arrien met Umbalahe en Agridiogen, zal wel voorloopig als vol doende motiveering aanvaard kunnen worden. Dat in deze oude marken aan de Vecht vermoedelijk een Zutfensch-Twentsch gravengeslacht gezag heeft gevoerd, hoop ik te eeniger tijd aannemelijk te kunnen maken. 'l) a. w. blz. 56, 94 e. v. 3) Mr. S. MULLER FZN., Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht, dl. Ill, blz. 105 nos. 4381 —4383. Ik zie er van af, hier de details uiteen te zetten. Men bestudeere slechts deze Regestenlijst eenigermate zorgvuldig. 1) Ik bedoel met name: Territorium und Stadt (Hist. Bibl. Bd. 11); verdere litteratuur tot 1912 bij SPANGENBERG. 2) a. w, blz. 68 e. v. 3) Bijzonder illustratief is de geschiedenis van het maarschalkambt. Als gold het privé-bezit, zoo gaat dit bestuursambt van hand tot hand. De principieele greep naar de macht, dien bisschop DAVID doet, verslapt, als een leege kas zich aan hem open baart (a. w. blz. 80 e. v.). Tot valsch-munterij nam bisschop DAVID bij de vele nooden van zijn regeering echter niet zijn toevlucht. Ook daaraan gaf Dr. ENKLAAR zijn op prijs gestelde aandacht (a. w. blz. 122—129).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 38