Het Gemeentearchief te Dordrecht. 136 BIJLAGE. In 1878 heeft het oud-archief zeef door waterschade geleden. De toenmalige archivaris, de heer L. A. F. H. baron van Heeckeren, deelde daarover in zijn verslag omtrent den toestand van het archief en de bibliotheek der gemeente in 1878 het volgende mede: „Niet lang na de intrede des jaars werd de zeer onaangename ontdekking gedaan, dat tengevolge van lekkages van het dak van het gebouw, waarin de archieven bewaard worden, regenwater was doorgedrongen in een der kasten en drie portefeuilles met stukken beschadigd had. Zij was ontstaan door dat drie leien op eene of andere wijze van het dak verdwenen waren, waardoor het regenwater den vrijen toegang tot den zolder had en langs den muur afdruipende, op de bovenste schappen der kast kwam, waar het papier der daar geborgen stukken het vocht opzoog. De kasten waren altijd droog geweest en uiterlijk was er niets geen kwaad te bespeuren, terwijl noch de Archivaris, noch de heer van de Velde bewust was van eenig kwaad op den zolder. Onmiddellijk na de ontdekking werd de kast geledigd; de bescha digde stukken werden, voor zoover noodig, zeer voorzichtig, daar zij op elkander plakten, van elkander genomen en op den grond uit gespreid om gedroogd te worden, waarna zorgvuldig werd nagegaan hoe groot de schade was, die in verschillende couranten zeer over dreven is voorgesteld. Het meest hebben geleden de plaatsen die met de plakzegels in aanraking waren geweest en daarvan zeer moeilijk te verwijderen waren. Bij onderzoek is gebleken, dat zeer vele stukken geleden hebben en daardoor onoogelijk zijn geworden tengevolge van de watervlekken, doch dat het grootste gedeelte er onbeschadigd is afgekomen. Van een 2500 tal stukken hebben er ongeveer 800 dermate geleden, dat het grootste deel daarvan moeilijk leesbaar is geworden, hoewel slechts een betrekkelijk klein aantal zoo erg beschadigd zijn, dat de inhoud niet, dan wel met de grootste inspanning, kan wedergegeven worden. De inhoud der stukken, die geleden hebben (van het tijdvak 1544-1591) bleek gelukkig niet van dat gewicht te zijn, dat het Archief (zooals zeer vergroot gezegd werd) daardoor een onher stelbaar verlies geleden zou hebben, althans wat betreft de aan- teekening en den inhoud over een groot aantal jaren. Buitendien van de gewichtigste waren afschriften gemaakt door Burgemeester G. Kreynck, wiens omvangrijke arbeid, als later zal gemeld worden, in den loop van het jaar eigendom van het Archief werd. b Verslag over den toestand der gemeente Zutphen over 1878, bijl. C. 137 Verscheidene weken waren de Archivaris en de heer van de Velde bezig met het werk, hun zoo onverwacht op het lijf gevallen, Thans zijn al de stukken, elk jaar afzonderlijk, in acht pakketten vereenigd, weder opgeborgen." Hier volgt de lijst der beschadigde stukken. Deze opgave, be ginnende met het jaar 1544 en eindigende met het jaar 1591, neem ik niet over, omdat zij slechts numeriek is. Bij elk jaar wordt het aantal stukken vermeld, dat er was, en het aantal in het geheel ongeveer 800 (zie hierboven) dat beschadigd werd. J. GIMBERG. Onder de Nederlandsche steden, die voor haar archieven de noodige belangstelling toonen, behoort zeker wel Dordrecht genoemd te worden. Steeds is men daar bedacht geweest op een zorgvuldige bewaring der oude bescheiden, wat evenwel niet heeft kunnen ver hinderen, dat tal van belangrijke stukken spoorloos verdwenen zijn, of, als waardeloos beschouwd, wellicht werden vernietigd. Maar wat er overbleef, werd zorgvuldig in eere gehouden op het stadhuis. In een speciaal voor het doel vervaardigde eikenhouten loketkast wer den sedert oude tijden de waardevolle charters geborgen, terwijl de loopende registers, rekeningen, losse stukken, enz. in ruime kasten een plaats kregen. Die loketkast, de z.g. ijzeren kast, was lang het palladium van Dordrecht. Wanneer zij gemaakt is, is onbekend, maar reeds in het oude stadhuis, dat vóór 1544 aan de Tolbrug stond, naast den ouden Toltoren, was zij aanwezig, en met de verhuizing der gemeentelijke administratie naar de tot stadhuis ingerichte Vlaamsche Hal, gesticht in 1383, werd zij daarheen overgebracht. Waarschijnlijk dateert die ijzeren kast nog uit de veertiende eeuw, althans reeds in 1404 vindt men vermeld, welke schepenen er een sleutel van bewaarden. Maar in den loop der 15de eeuw werden die sleutels toevertrouwd aan twaalf gilden, de z.g. sleutelgilden, zoodat zonder hunne medewerking de oude stukken niet geraadpleegd konden worden. Dat was ook minder noodig, daar in mooi geschreven handvest- en keurboeken nauwkeu rige afschriften waren opgenomen. De bewaarplaats op het nieuwe stadhuis wordt aangeduid, „als zijnde van ouds in het Comptoir der Thesaurie, nu Burgemeesters kamer". Den naam van „Ijzeren kast" heeft zij ontleend aan de ijzeren A

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1924 | | pagina 14