130
Welke voordeelen brengt nu die waarlijk niet hooge uitgave voor
de archiefschoolZoo ik wel zie, de volgende:
1u. de a.s. archiefambtenaar wordt tegelijkertijd opgeleid in de
theorie en in de praktijk, en beide opleidingen zijn in ééne hand.
Dit is een hoofdbelang. Dat de heer Waller Zeper daarover zwijgt
en er blijkbaar geen oog voor heeft, is teekenend;
2°. het onderwijs is in overeenstemming met de speciale behoeften
der leerlingen. Zoo zij aan eene universiteit in de archiefvakken
werden opgeleid, zouden zij met allerlei andere juristen of historici,
zonder archivalische neiging, samen onderwijs ontvangen met het
gevolg, dat zij veel te hooren zouden krijgen, wat hun bij hunne
latere loopbaan weinig of niet te pas kan komen: eene belangrijke
zaak, omdat ook naar het plan van den heer Waller Zeper de op
leiding vele vakken zou omvatten;
3". in verschillende vakken, waarin aan onze universiteiten geen
onderwijs wordt gegeven, maar die voor hunne opleiding onontbeerlijk
zijn, ontvangen zij onderricht aan de archiefschool. Dit geldt in het
bijzonder van de archiveconomie, van de chronologie, die aan de
universiteiten nooit anders dan als onderdeel van de diplomatiek
wordt gedoceerd, terwijl de Vereeniging van archivarissen en ook de
vergadering der Rijksarchivarissen in hare programma's de chronologie
uitdrukkelijk naast de diplomatiek als zelfstandig vak hebben gesteld
in de kerkelijke middeleeuwsche instellingen, en in de rechtsinstel
lingen in de middeleeuwen en later, een vak, dat de heer Waller
Zeper blijkbaar verwart met het oud-vaderlandsche recht, schoon het
geheel iets anders is1). Zijn al die voordeelen geen f 2900 's jaars
waard
Bovendien kan ook thans ieder, die wil, zijne opleiding beproeven
aan een universiteit en aan het archief in de universiteitsstad zijn
stage maken, zoo hij slechts slaagt voor het examen, bedoeld in
art. 4 van het Koninklijk besluit van 2 September 1919 (no. 551).
„In zooverre" heeft de Regeering - ik herhaal wat ik in de Archief
wet 1918, 2e stuk, blz. 28, gezegd heb, en wat de heer Waller Zeper
131
niet geheel juist aanhaalt geen partij gekozen, dat ieder de kennis,
die hij behoeft, kan opdoen, waar hij wil.
Ten slotte blijkt de heer Waller Zeper nog eene bijzondere
waarde te hechten aan het schrijven van eene dissertatie. Ik ben dat
met hem eens, al zou ik niet zoo ver willen gaan als hij, die voor
slaat, het titulair archivarisschap er aan te verbinden. Men houde
toch in het oog, dat men zelfs eene zeer uitvoerige dissertatie
schrijven kan, zonder als archiefambtenaar van bijzondere geschiktheid
blijk te geven. Wie goede inventarissen maakt, voldoet meer aan
zijne verplichtingen als archivaris, dan wie een dik boek schrijft.
Mocht de heer Waller Zeper deze discussie willen voortzetten,
dan verwijs ik hem naar het Archievenblad, het vakblad, dat voor
de bespreking van dat onderwerp is aangewezen.
Over het herstellen van archiefstukken.
Het gebeurt vaak, dat ik archiefstukken uit andere depots uit
geleend ontvang, welke niet meer in oorspronkelijken staat zijn, hetzij
het papier gerestaureerd of de banden vernieuwd. En ik kan daaraan
toevoegen, dat ik mij wel eens verbaas over den toestand, waarin
zulk een stuk gebracht is. Vergelijk ik daarmede de beginselen, die
ik zelf toepas, dan bevind ik, dat ook op dat gebied de inzichten
uiteenloopen en dat het dus zijn nut heeft hierover van gedachten
te wisselen.
Mag een stuk wel gerestaureerd worden, is de vraag, die ik mij
dikwijls stel. Zeker niet buiten noodzaak en alleen voor het oog of
opdat het veiliger aan het publiek toevertrouwd zou worden. Ik ken
registers, waarvan de bladen, door den tijd en het veelvuldig gebruik
afgesleten en afgerond, met wit papier recht zijn gemaakt, soms zelfs
met Japansch papier, dat het dubbel nadeel heeft zooveel onaan
genamer aan te voelen en stof in te laten. Er zijn echter ook, waarvan
de rug of een ovaal middengedeelte is weggerot en in zulk geval is
zaponneeren en beplakken met papier noodig, voor den tekst Japansch
geen calceer bid ik U en voor den rug steviger papier. Waarom
in dit laatste geval niet het zelfde papier als van den tekst of gelijk
soortig of gelijktijdig gebruikt? Menig archiefambtenaar gebruikt voor
fichjes en aanteekeningen oud papier, dat beter voor restauratie
bewaard bleef.
Een teeder punt is het ophalen van onleesbaar geworden schrift.
Vroeger gebruikte men daarvoor scheikundige middelen, die in menig
geval het schrift duurzaam uitwischten. Ik geloof niet, dat zulks
tegenwoordig nog gebeurt en ik zelf heb het nimmer toegepast.
De oud-vaderlandsche rechtsinstellingen, d.w.z, de oude rechterlijke organisatie
zijn bij mijn weten alleen aan de universiteit gedoceerd, eerst door prof. FRUIN te
Leiden als onderdeel van zijne Staatsinstellingen en thans verouderd, schoon nog in
de tweede uitgave van dat werk onveranderd overgenomen, later door prof. FOCKEMA
ANDREAE, die als resultaat zijn vierden bundel uitgaf, in welk werk echter de steden
buiten beschouwing gelaten zi|n, en dat m.i. ook overigens te veel op ordonnanties en
verdere voorschriften en te weinig op kennis der archieven zelf gegrond is. Of de tegen
woordige hoogleeraren in het oud-vaderlandsche recht, wier colleges uit den aard der
zaak in het bijzonder die 'gedeelten van dat recht, waarvan men nog de nawerking in
het hedendaagsche aantreft, behandelen, opzettelijk de oude rechtsinstellingen ter
sprake brengen, betwijfel ik.