128 De commissie legt dan ook den nadruk op deze wonde plekken van het archiefwezen en verwacht voor de toekomst in de eerste plaats heil van de oprichting van goede archiefgebouwen en de aan stelling van deskundige archivarissen. Waar stemmen opgingen om zooveel mogelijk de archieven naar de hoofdsteden over te brengen, meent zij daarentegen, dat het de voorkeur verdient de archieven in hun omgeving te laten, zoo aan de eischen van verzorging en bewa ring voldaan kan worden. Dit kan slechts ten goede komen aan de plaatselijke geschiedschrijving, die hoe langer hoe meer beoefend wordt. Het P. R. O. zal dan zelfs allerlei archieven weer moeten afstaan, want evenals in andere landen acht de commissie departementale en districts- archiefgebouwen wenschelijk als branch-repositories. Als voorbeeld van zoo'n archiefgebouw, waar ook andere archieven ondergebracht kunnen worden, noemt zij dat in Utrecht en als voorbeeld van een afzonderlijk gemeente-archiefgebouw dat in Rotterdam, welke beide archieven door haar bezocht zijn. En de archief-wetenschap èn de archief-economie zullen evenals in het buitenland beoefend moeten worden en de opleiding van be paalde archief-ambtenaren zal een einde moeten maken aan de groote wanorde en eenheid brengen in classificatie en ordening. Alle archi varissen, ook de plaatselijke, moeten staan onder den Master of the Rolls en van wege deze alle archieven af en toe geïnspecteerd worden. Een vaste archief-commissie zou ten slotte in archiefzaken te beslissen hebben en een vaste Board for record publications de vele historische genootschappen vervangen, die nu zich bezig houden met het uitgeven van archiefstukken. Wat de kerkelijke .archieven betreft, moeten de Ecclesiastical Commissioners, die het beheer hebben over de kerke- goederen, verplicht worden ieder jaar een som uit te trekken voor de verzorging der archieven. Opnieuw worden dan ten slotte de wenschen herhaald, in de vorige rapporten uitgesproken, want ook al door den oorlog is heel weinig hiervan ten uitvoer gebracht en nogmaals wordt gewezen op de noodzakelijkheid van een aanvullende Archiefwet. De commissie heeft een zeer gewichtig werk ten einde gebracht en geen moeite gespaard om een overzicht van en inzicht in den toestand van alle soorten van archieven in Engeland en Wales te krijgen. Zij moest wel tot de slotsom komen, dat het hard noodig is de hand aan den ploeg te slaan. Leest men de rapporten, dan krijgt men in vele gevallen een zeer onbevredigenden indruk, wat het archief wezen betreft, en het zal groote moeite kosten dat uit zijn verval op te heffen. Heel weinig lichtpunten zijn er, doch het was natuurlijk ook de bedoeling vooral de schaduwzijde naar voren te brengen en de tekortkomingen breed uit te meten om de noodzakelijkheid van ver- 129 betering goed te doen uitkomen. De commissie, die van de bewaring, met name van de locale archieven, zegt, dat zij is »in some cases discreditable alike to the local authorities and to the nation itself stelt daartegenover den toestand in Frankrijk, België en Nederland en schroomt niet het oordeel aan te halen van den directeur van de »Ecole nationale des chartes«, luidende»En Angleterre tout est en désordre, de fagon gue même des publications trés scientifiques per- dent beaucoup de leur valeur par suite du classement irregulier des pièces«. Van de parochieregisters in Engeland getuigt de commissie, dat er heel weinige »are housed in a manner which a French or Belgian archivists judgment pass as sufficient«. Zoo rooskleurig zal de toe stand in de genoemde landen nu wel niet zijn en het bezoek der commissie daaraan zal zich evenals in Nederland wel bepaald hebben tot de groote archieven, maar het valt niet te ontkennen, dat op dit gebied Engeland ten achter is bij vele vastelandsstaten in Europa en het b.v. bij Frankrijk en Duitschland verre achterblijft. Nu eenmaal echter belangstelling gewekt is, al is deze alleen niet voldoende om de zaken beter te maken, kunnen de voorgestelde maatregelen een groote verbetering doen verwachten, als tenminste daarmede niet te lang gewacht wordt en de belangstelling onderwijl inslaapt. Een volk, dat prijs stelt op de kennis van zijn geschiedenis, mag de bronnen daarvoor niet verstopt houdenHet groote corps archiefambtenaren, wier aanstelling wij na deze rapporten toch binnen eenige jaren kunnen te gemoet zien, als ten minste de malaise na den oorlog ook dit goede werk niet tegenhoudt, zal een zware taak te vervullen hebben om in deze grenzenlooze verwarring orde te bren gen en uit allerlei bewaarplaatsen de oud-archieven zoo goed mogelijk weer in elkaar te zetten, maar ook eene taak die voldoening zal geven. De pioniers op ieder gebied hebben altijd het voordeel van nieuwe vondsten, en orde in dezen chaos te scheppen beteekent tevens onze kennis van de geschiedenis te verrijken. Voor onzen gedachtengang is het geen groote sprong van de hiervoor besproken rapporten over te gaan naar het werk door Hubert Hall samengesteld. Deze toch, schrijver van verschillende boeken en artikelen op historisch-archivalisch gebied, was eerste secretaris der Royal Commission on public records en in het door hem samengestelde werk is dan ook veelvuldig gebruik gemaakt van het materiaal in de rapporten bewerkt en heeft hij deze zoo in ruimen kring bekend ge maakt. Henry R. Tedder, gewezen lid van de Royal Commission en Hon. Treasurer van de Royal Historical Society, met wier steun dit werk ook kon uitgegeven worden, heeft bovendien in een Appendix

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 25