4 druk van het Archievenblad voorloopig stop te zetten. In de ledenvergadering van 30 September is intusschen, na kennisneming van de rekening, besloten met den druk weder voort te gaan, echter met dien verstande, dat de geheele jaargang niet meer dan 160 blz. zal bevatten. In verband daarmede is de redacteur voornemens den loopenden jaargang Mei 1922 April 1923 uit twee afleveringen te doen bestaan. De tweede aflevering zal in April 1923 verschijnen. Het overzicht over de gemeentearchieven in 1921 zal in de volgende aflevering worden gegeven. Als opvolgster van Dr. Moll heeft zich Mej. Welcker daartoe bereid verklaard. Uit bezuinigingsoogpunt blijft thans voor het eerst een Naam lijst der leden, zooals bijna van de oprichting onzer vereeniging af aan, geregeld in elke eerste aflevering van een nieuwen jaargang placht te worden opgenomen, achterwege. Ook zal in dezen jaargang niet, evenals in de vorige, een Staat van het Nederlandsch Archiefwezen worden opgenomen. Althans voorzoover betreft de gemeente- en waterschapsarchieven is met medewerking van den redacteur van ons tijdschrift, een dergelijke staat thans ook opgenomen in Pyttersen's Staatsalmanak voor iedereen. Nieuwe leden. Volgens art. 7 van het Reglement zijn door het Bestuur als nieuwe leden aangenomen de Dames A. S. ten Bosch en A. Hooiberg te 's-Gravenhage en de Heeren F. A. C. van der Meer van Kuffeler, G. J. Lugard Jr. en Mr. H. C. Hazewinkel te 's-Gravenhage. J. van Riemsdijk te Schiedam, J. W. Verburgt te Leiden en Mr. A. L. Heerma van Voss te Leeuwarden. Verslag van de een-en-dertigste jaarvergadering. De vergadering werd gehouden op Zaterdag 30 September 1922 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Utrecht. Aanwezig waren 20 leden. De Voorzitter, Prof. Mr. R. Fruin, brengt het jaarverslag uit, dat hierachter in zijn geheel is opgenomen. Vervolgens doet Prof. Fruin eenige mededeelingen over de Com missie voor het Handboek voor de Chronologie, en de Heer Lasonder, mede namens den Heer Meilink, over de Commissie voor den Archiefgids. Naar aanleiding van het door den Heer Bi|LSMA uitgebrachte rapport over de Registratuurcommissie besluit de vergadering den Heer Biilsma vanwege onze Vereeniging lid te doen worden van het'Neder landsch Instituut voor Documentatie en Registratuur. Het verslag van de Heer Heeringa over de rekening van de Penningmeesteres, sluitende met een batig saldo van f 429.75, geeft 5 aanleiding tot uitvoerige besprekingen over den druk en de exploitatie van het Archievenblad. De slotsom is, dat het Bestuur belooft deze belangrijke zaak nog eens van alle kanten goed onder de oogen te zien. In afwachting zal de druk van ons tijdschrift weder worden hervat. De Bestuursverkiezing heeft tot uitslag, dat wordt herkozen Prof. Fruin als voorzitter, en de Heeren Overvoorde en Lasonder als leden. Als nieuwe leden in plaats van de niet herkiesbare Mej. Visscher en den Heer Wiersum worden gekozen de Heeren Martens van Sevenhoven en Breen. Als plaats van de vergadering in het volgende jaar wordt 's-Gravenhage vastgesteld, en als kaszieners aangewezen de Heeren Feith en Moll, als plaatsvervangsters de Dames Ten Bosch en Breesnee. Bij de rondvraag wordt aangenomen een voorstel van den Heer Dresch, dat onze vereeniging zich tot de Regeering zal wenden inzake de portvrijdom. Tot slot van het huishoudelijk gedeelte der vergadering brengt de Voorzitter een woord van warmen dank aan de aftredende Penningmeesteres en Secretaris, waarna de Heer Bijlsma zijn aan gekondigde onderhoudende voordracht houdt: Uit en over de West-i ndische archieven. Toespraak van den Voorzitter. Dames en Heeren, Het is niet met het gewone gevoel van opgewektheid, waarmede wij anders plegen samen te komen op onze jaarvergadering, dat wij ons ditmaal vereenigen. De tijden zijn moeilijk, en zoowel het archief wezen als de Vereeniging van Archivarissen ondervinden dat. Bezui niging is overal het parool, en ook al erkent men de volkomen noodzakelijkheid van dat beginsel, de archivaris ziet toch met angsten en beven de toepassing er van tegemoet, omdat hij bij ondervinding weet, dat de afdeeling Kunsten en Wetenschappen, waarbij de archieven zijn ingedeeld, door velen als een soort van luxe wordt beschouwd, waarop in de eerste plaats het te kort moet worden gevonden. Er zijn voor het archiefwezen moeilijke dagen aange broken. Laat ons toonen, dat wij ook in die dagen voor onze over tuiging weten op te komen en voor de ons toevertrouwde belangen weten te waken. Reeds in het einde van het vorige jaar werden de Rijksarchiva rissen uitgenoodigd hunne ramingen voor 1922 te herzien; inderdaad, hoe zuinig de meeste ook reeds onder den drang der omstandigheden waren ingericht, het gelukte toch overal enkele uitgaven te schrappen of wat meestal het geval was, tot betere tijden uit te stellen. Wij

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 8