Se" 44 Maar Huoo had geen geluk: in de werra blijkbaar den oorlog met e e h d tQen onbewoond. op de Horst verwoest: lange aren bleet het g Op den duur verdroot dit echter den stond, en tot zijn broeder Godefrid, me wi ieencje hem het geld om zijn deze, die als bisschop vermogen w ia^te bouwde hij toen huis te herbouwen. Op een stuk grond ,nde vlek^ weder een houten huis (castrum), a &n |le| waarin hii zieh vestigde. Na een,gen t,ds.iert h~ eene kinderlooze weduwe na d,e nu aansp Godefr|d_ reeds goed maakte als haar rui se O. hare rechten af voor eigenaar van bi,na he ge e Sticht Blijkbaar beijverde de kerk- ,00 mark uit het vermogen van het Stlchh he, vorst zich toen, om het landgo weder iets van de vestiging Sticht gekomen was, ,e verbeterenals w daar eene weidsche in de vlakte bij Renen hoeren, m.rke,t wi,»P,d«t<eene OP den berg, waar zi|n f dfe'n hh bhikbaar besten.de dien tijd eene zeldzaa^ e^) Gelderland, zooals hij Montfoort tot grensvesting van het sti 9 nebouwd had. De «gen Holland en Vollenhove Juis (domus) ve,meld toren (turris) op den berg, 1Je v,ak,e en wordt wordt, lag geheel afgezonderd van het paleis als het „castrum supenus 0^s'een aardigen kijk geeft op het Dit geheele zeker „„derhoudend. Maar met goederenbeheer in de r, iet het qeringste te -S bisschops schenking bil te,terne*heeft het me g Ue maken. Wel verklaart bisschop 0°™^ mededeelt, „ut verhaal, „quahter Horst mie i [(,.t is toch, althans omnis occasio amputetur con ra ic schenking in acten van zoo vroegen t„d, "Ooit gebrtnke £k, om^ V°h rtreTaa„eziine"ctaeop dTe g" gekomen was. He, schünt :C„senongerotd en ongemotiveerd: di, deel van het testament ver- baast ons. 45 Maar hetgeen verder in de oorkonde vermeld wordt, is beter verklaarbaar. Wij vernemen, dat bisschop Godefrid, toen hij er aan toe kwam, beschikkingen te maken over de goederen, wier rechts toestand door al deze mutaties wat onzeker geworden was, den vestingtoren op den berg („tota munitio, quam edificavi", „domus et turris", „castrum superius") schonk aan het Sticht, en dit daarvan in bezit stelde door drie dagen lang den standaard van St. Maarten van den toren te doen wapperen. De toren zou, zoo bepaalde de bisschop, dan ook ten gebruike staan van den bisschop; bepaaldelijk werd er bij gestipuleerd, dat 's bisschops erfgenaam, die een ander deel der goederen in leen zou hebben, geheel uitgesloten zou zijn van den toren („penitus exclusus a turn"), die dus geheel ter beschikking zou blijven van het Sticht. Daarentegen zou het paleis in de vlakte met het landgoed („totum castrum inferius"), dat de bisschop later op Paaschdag 1178 gedu rende den kerkdienst in den Dom aan het altaar van St. Maarten in den Dom schonk, in leen van het Sticht bezeten worden door 's bis schops tweeden broeder Gerlach, den Utrechtschen burggraaf,1) en na hem (als hij zonder wettige nakomelingen overleed) door zijn neef Godefrid van Kuik, zoon van Sophia van Renen, de dochter van 's bis schops overleden oudsten broeder Diederik, en van Henrik van Kuik, of door een zijner broeders en zijne nakomelingen, 's Bisschops ver wanten zouden dus het landgoed steeds behouden, alleen onder de verplichting om den Utrechtschen bisschop steeds te ontvangen en te herbergen in zijn kasteel, zoo dikwijls de kerkvorst dit begeerde en zooals hij denkelijk reeds bij Gerlach's leven gewoon was geweest. Ook dit kasteel bleef dus als leen min of meer ter beschikking van het Sticht; ook werd bepaald, dat de bisschop, als de leenman niet machtig genoeg mocht blijken om zijn kasteel tegen de vijanden van het Sticht te verdedigen, s) de bevoegdheid zou hebben, om er zelf eenige wachters (custodes) bij te voegen, 3) doch zonder geweld. Deze bepalingen zijn duidelijkmaar het blijft toch onzeker, of werkelijk bisschop Godefrid dit testament, waarvan de inhoud voor ons belangrijker schijnt dan voor de Stichtenaars der 12e eeuw, heeft opgesteld, te veel zaken staan er in vermeld, die in eene eenvoudige schenkingsakte uit de 12e eeuw niet thuis schijnen te behooren. Er Het is mogelijk, dat heer Gerlach ook burggraaf van de Horst was; zie daar over hieronder. 1) Zie Beka, p. 53-54. 2) Zie Beka, p. 55. 2) De burgzaten, die de Horst verdedigen moesten, woonden voor de poort. Zie over haar: Verslagen en mededeelingen Rechtsbronnen. V pag. 119, 120. Zieeene poging in deze richting in den stichtingsbrief van het kapittel op den Horst, waarin de vier Kapittelheeren ook verplicht worden tot verdediging van het kasteel, I.e. p. 120.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 28