30
te doen deelenmenig vakgenoot zal bij zijn dagelijkschen arbeid
wel genoeg aan een dergelijke „harte Speise" hebben moeten „kauen"
om nog appetijt over te hebben voor de spijzen, die aan een ander
zijn voorgezet. Een verslag van de met dat werk bereikte resultaten
behoort bovendien meer thuis in de inleiding tot een archiefinventaris
dan in dit tijdschrift. Onder de gevonden oplossingen van de raadsels,
die de charterverzameling bij gebrek aan behoorlijke oude inventarissen
opgeeft, is er echter ééne, die ik hier wensch te vermelden, omdat
zij m.i. bijzondere belangstelling verdient vanwege de wonderlijke
bewegingen van het rad van Fortuna ten aanzien van perkamenten
brieven, die er door worden gedemonstreerd.
Tot de charters, waarvan het verband tot de Rekenkamer niet
gemakkelijk was aan te toonen, behooren een menigte Zutphensche
schepenbrieven en andere brieven, die aan Zutphensche burgers moeten
hebben behoord of wel betrekking hebben op stichtingen aldaar. Al
die brieven dateeren van vóór 1572. Nu bevinden zich in het archief
van de Rekenkamer buiten de charterverzameling eenige rekeningen
en andere stukken, die betrekking hebben op de harde maatregelen,
door Alva na de verovering van Zutphen in 1572 ten aanzien van
die stad genomen. Aan de Rekenkamer te Arnhem werd nl. het
beheer over alle inkomsten van de stad opgedragen en bovendien
gelast, het stadsarchief en de papieren van personen, die van rebellie
werden verdacht, in beslag te nemen. Willem van Gendt, raad in het
Hof, en de rekenmeester Bauduin van der Boe werden ter uitvoering
van het laatstgenoemde bevel naar Zutphen gecommitteerd om zorg
te dragen voor de verzending der archieven naar Arnhem Aange
zien mij uit een nog bewaarden inventaris met een daarop gestelde
kwijting van het stadsbestuur van Zutphen bleek, dat die archieven
in 't begin van 1575 op last van Requesens naar Zutphen waren terug
gezonden, kon ik aanvankelijk de aanwezigheid van vele Zutphensche
charters in 't archief van de Rekenkamer niet voldoende verklaren
uit de maatregelen van Alva, Mijn aandacht viel echter op enkele
door Van Hasselt in zijn „Stukken voor de vaderlandsche historie"
in 1793 uitgegeven stukken, die destijds nog alle in 't archief van
de Rekenkamer moeten hebben berust en meer licht over de inbe
slagname van de Zutphensche archivalia verspreiden. Ik bedoel de
nos. 100—102 in deel 11 en vooral 1—7 in deel III. Daarvan is alleen
no. 3 van deel III, de bovenbedoelde inventaris met kwijting, in 't archief
van de Rekenkamer bewaard gebleven. De overige zullen door Van
Hasselt öf vernietigd óf in zijn eigen bibliotheek opgeborgen zijn,
-jioS
31
naar de gewoonte van dezen ten onrechte vermaarden historicus,
wiens naam in de archievenwereld een extra zwart merk verdient.
Uit de door Van Hasselt uitgegeven stukken bleek mij, dat de stad
Zutphen veel meer terug heeft ontvangen dan in den bewaarden inven
taris was vermeld, maar vooral trok mijn aandacht een op blz. 13
en 14 van deel III afgedrukt bewijs van ontvangst, waarin vermeld
wordt, dat de Rekenkamer stukken heeft achtergehouden. Dat ont-
ontvangstbewijs luidt als volgt: „dese volgende stucken ontfangen
uyt seeckeren sack, daerinne waeren verscheyden brieven particulieren
personen ende oock cloosteren ende communiteiten aengaende, die-
welcke sack mit schriften die voors. Heeren Commissarien sachten
van eenen soldaet na de reductie der stadt Zutphen aldaer voor
zeeker geit geredimiert to hebbendie vordere brieven mit den
sack to Arnhem opte Reekencamer gelaten ende die navolgende ont
fangen (volgt een korte omschrijving van drie bundels stukken,
die blijkbaar tot het stadsarchief behoorden). Het komt mij nu vrij
zeker voor, dat de raadselachtige Zutphensche charters den inhoud
vormen van den zak, die in 1575 in de Rekenkamer is achtergehouden.
Indien dit zoo is, dan hebben wij het behoud van een verzameling
niet onbelangrijke archivalia te danken aan de geldzucht van een
soldaat, die ze vermoedelijk bij de plundering in 1572 op het raadhuis
of elders te Zutphen heeft bijeengeraapt.
De verzameling is inderdaad een samenraapsel. Daar vele van deze
brieven van particuliere personen afkomstig moeten zijn, is het natuurlijk
moeielijk, absolute zekerheid aangaande de herkomst te verkrijgen,
maar ik meen toch wel van 85 nummers in de charterverzameling te
mogen zeggen, dat zij ernstig in aanmerking komen om te worden
gerangschikt onder de stukken, die van den soldaat zijn gekocht.
Van die nummers meen ik er vijf tot het Zutphensche stadsarchief
te moeten rekenendaarvan hebben er twee betrekking op de Hanse,
waarop ook betrekking had een van de drie bovengenoemde bundels
in den zak van den soldaat, die naar Zutphen zijn terug gezonden.
Voorts is één brief vermoedelijk herkomstig uit het archief van 't ka
pittel van St. Walburg te Zutphen (dat in 1572 geheel naar Arnhem
is gezonden), 7 van het Predikheerenklooster aldaar, 8 van het oude
gasthuis, 4 van het ziekenhuis de Worf, 4 van het O.-L.-Vrouwengild
in de groote kerk, 2 van het St.-Annagild aldaar, 1 van het Kremer-
gild, 1 uit het archief van zekere armenhuizen. De overige hebben
waarschijnlijk aan Zutphensche burgers toebehoord, behoudens een
veertiental, die deel moeten hebben uitgemaakt van de archieven
£ie Mr- R- W. Tadama, Geschiedenis der stad Zutphen, blz. 208.
Vgl. den post van 16 pond in de declaratie van de commissarissen, vermeld
door Van Hasselt, t. a. p. Ill blz. 36.