22 eeniging stranden reeds bij onze vergadering, omdat wij niet zijn aan gesloten bij een of andere vakcentrale. Nu zal men wellicht opmerken, dat de vereeniging zich rechtstreeks tot den betrokken Minister kan wenden, maar dan is het van de willekeur van dien Minister afhankelijk, of de ingezonden denkbeelden de adviseerende en beslissende colleges bereiken. Vertegenwoordigers in de centrales, die daar onze belangen kunnen behartigen, hebben we niet. De Vommissie voor georganiseerd overleg kent ons niet. We worden dus nimmer gehoord, en wanneer nog eens naar onze omstandigheden wordt geïnformeerd, zijn het vertegenwoordigers van andere vakorganisaties, die in een half uur tal van vragen doen, maar vragen waardoor men geenszins op d<_ hoogte kan komen van onze werkzaamheden, laat staan zich een oordeel kan vormen van de eischen, welke men stelt om te worden benoemd tot ambtenaar le of 2e klasse. In dezen tijd van organi satie is dus aansluiting bij een centrale niet alleen gewenscht maar noodzakelijk, wil men zijn belangen bij de regeering behartigd zien. We moeten via een centrale onze wenschen naar de regeering kunnen zenden, opdat bij beslissingen over onze belangen we, hoe hoog we het advies van de betrokken autoriteiten ook stellen, zeker zijn dat onze vertegenwoordigers ter bevoegde plaatse onze voor stellen enz. kunnen verdedigen. Daardoor alleen zijn we zeker, dat met onze wenschen rekening zal worden gehouden. En dat is van belang, omdat dan de organisatie spreekt en niet de over ons gestelde autoriteiten. De Algemeen Rijksarchivaris vestigt ook reeds de aandacht op de kracht van de vakvereeniging ten opzichte van de Commissie voor georganiseerd overleg, waar hij in het laatst verschenen jaar verslag zijn pogingen tot verbetering van het salaris van den machinist bespreekt. MUj lezen daar; „Toen dan ook aan het eind van het jaar „het bestuur van den Bond van Technici, de vakvereeniging waartoe „deze ambtenaar behoort, zich in dezelfde aangelegenheid tot mij „wendde en mijn steun vroeg, heb ik gemeend het bestuur liever „rechtstreeks naar de salariscommissie te moeten verwijzen, meenende „dat wellicht het gevoelen eener vakvereeniging meer gehoor bij die „commissie vinden zou, dan dat van den chef van dienst. Bij de bespreking van bedoeld verslag vinden we in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van Vrijdag 8 September 1922 de volgende zinsnede: „Uit de afdeeling personeel lichten wij de treffende en „verstandige opmerking van den Rijksarchivaris, dat in dezen tijd „allicht het gevoelen eener vakvereeniging voor een billijke salaris- 23 „verhooging meer gehoor zal vinden bij de betrokken autoriteit, dan „dat van den chef van den dienst." Zoolang het nog mogelijk is dat een minister aan vertegen woordigers van vakorganisaties kan zeggen, dat hij van wat ze hem meedeelden, niets wist, moet er gezorgd worden juist door de vak verenigingen, dat zulks onmogelijk wordt. En dat is onmogelijk, wan neer we weten, dat de vakvertegenwoordigers in de verschillende regeeringscolleges van onze belangen op de hoogte zijn. Het is dus een onafwijsbare eisch van dezen tijd, dat we zoo spoedig mogelijk ons bij een centrale van vakvereenigingen aansluiten. Welke centrale? Deze vraag wil ik hier nog niet beantwoorden, ofschoon ik zelf op dat punt een yaste meening ben toegedaan, maar nog te weinigen van de Rijksgroep hebben zich daarover uitgelaten. Contributiever- hooging is van een aansluiting het noodzakelijk gevolg, maar dat mag met het oog op het groote belang geen punt van overweging uit maken. Daarenboven betalen we belachelijk weinig contributie als leden van een vakvereeniging. Wanneer we eens kijken naar andere vereenigingen, valt dat oogenblikkelijk in het oog, en om nu niet eens de hoogste contributie te noemen wijs ik alleen op de jaarlijksche bijdrage van de Algemeene Nederlandsche Christelijke Ambtenaars- bond, welke meer dan driemaal zooveel bedraagt als onze contributie. Tal van vakvereenigingen betalen nog veel meer. In de millioenenrede van den Minister van Financiën wordt reeds aangekondigd, dat gebruik zal worden gemaakt van de bepalingen tot heffing van 5 '/-2 en 3 °/0 voor de pensioenen, De N. H. Courant spreekt van de invoering hiervan op 1 november a.s. Ambtenaren bij het Rijksarchiefwezen, hoe staat ge hiertegenover? Wat kunt ge doen? Niets, totaal niets. Uw stem gaat verloren, omdat ge de plaats niet kunt bereiken, waar ze gehoord moet worden. Langer te wachten en te schromen meer contributie te betalen is zoo goed als te zeggen laat Gods water maar over Gods akker loopen. Ge vindt daarmee goed wat de regeering beslist, voor U, over U, maar zonder U. A. 't HART. De Archiefwet en hare uitvoering. Kon. Besluit van 9 November 1921 (Stbl. nr. 1161) tot wijziging van den algemeenen maatregel van bestuur, 1) Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven 1920, deel 1, blz. 146. Dit opstel was reeds lang gereed, maar de verschijning van ons orgaan moest om de bekende redenen later vallen. Intusschen is de dag door de N. H. Ct. genoemd reeds voorbij zonder invoering van de bewuste korting, maar binnen korten tijd zal van geheele of gedeeltelijke invoering van dien maatregel bij de uitbetaling van onze salarissen wel blijken.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1923 | | pagina 17