266 titel den inhoud niet volkomen dekt, doch spreekt daardoor al een zeer oppervlakkig oordeel uit, wat per saldo op alle levensbeschrijvingen zou kunnen toegepast wordenimmers slechts zeer weinigen beheerschen, gelijk een Napoleon, hun tijd dermate, dat de geschiedenis van dien tijd samenvalt met hun eigen biographie. Te meer klemt dit voor onze oudere middeleeuwers, wier geschiedenis uit betrekkelijk geringe bronnen, als een legkaart, moet worden samengesteld en waarbij breedere excursen noodig zijn om een handeling in oorzaak of gevolg te verklaren, zoodat het vaak den schijn heeft alsof de hoofdpersoon op den achtergrond wordt gedrongen. Schr. beheerscht zijn bronnen volkomennaast een nauwkeurige kennis der gedrukte werken over zijn onderwerp, had hij zich, evenals een ieder, die zich met onze middeleeuwsche geschiedenis bezighoudt, de niet geringe moeite te getroosten in de voornaamste archieven stukken, die hem dienstig konden zijn, op te sporenBrussel, Bergen, Doornik, Rijssel, Parijs, Den Haag, Middelburg, zijn o.m. voor dit doel door hem bezochteen voor een academische dissertatie waarlijk niet te onderschatten arbeid De verdeeling van het werk, welke ons in groote lijnen het leven van den heer van Beaumont zal aanduiden, is als volgt: Na een overzicht der bronnen (gedrukte werken, archivalia en rent meesters-rekeningen), volgt een korte inleiding. Het eerste hoofdstuk bevat een overzicht van de geschiedenis der dynastie Avesnes in hare kritieke jaren (12801305), waarin de factoren der huis politiek, waarmede Beau mont vooral in zijn eerste levensperiode rekening zou moeten houden, worden uiteengezet, tot dat het einde van den strijd met Vlaanderen (2e hoofdstuk) zijn geslacht van de jarenlange zorgen over den strijd met de Dampierre's zou bevrijden. De twee volgende hoofdstukken: Beau mont's leerjaren, en Keulsche en Geldersche verwikkelingen, geven een beschrijving van zijn geslacht, zijn ouders, zijn omgeving, zijn jeugd en zijn eerste optreden in het openbaar. In 1326 1327 (Annus jucundus Hannoniae, hfdst. 5) krijgt de Henegouwsche gravenzoon voor het eerst gelegenheid op wel zeer ridderlijke wijze zijn carrière te beginnen, door een verdreven vorstin op haar troon te herstellen. Dit wapenfeit wordt door meerdere gevolgd: de slag bij Cassel (1328; hoofdst. 6), de coalitie tegen Brabant (hoofdst. 7), de „voeu du héron" (hoofdst. 8) en de daarop gevolgde veldtocht in Thièrache (hoofdst. 9), vinden Beaumont aan Engelsche zijde, wat hem een inval der Franschen in Henegouwen (hoofdst. 10) berokkent, waarop hij weder door zijn aanwezigheid bij het beleg van Doornik (hoofdst. 11) antwoordt. Hierop volgen, als rustpunt, twee hoofdstukken over Jans goederen tusschen „Oestvriesland" en Schelde, en over zijn verwanten en vrienden, ter inleiding tot het 14eLa Paix de Hainaut. „Die reyse up die Vriesen" (1345; hoofdst. 15), waarbij 267 Jans neef, graaf Willem IV, het leven verloor, maakte een einde aan de regeering der dynastie en wikkelde de noordelijke graafschappen in jarenlange verwikkelingen, waarmede de handige diplomaat, nu op rijpen leeftijd gekomen, zijn laatste levensjaren de handen vol zou hebben dit alles beschrijft Zeper in het derde en laatste gedeelte van zijn boek. Vooraf gaat echter een hoofdstuk, waarin heer Jan in Franschen dienst (de Engelsche zijde had hij verlaten) gevolgd wordt; de zorgen van den Verbeider, de Zwarte dood en de Laatste Jaren, besluiten het werk. Als bijlagen zijn toegevoegdeen portret, een plaat met Beaumonts ridderzegel, een lijst van 403 regesten van oorkonden betreffende J. v. H, en die in het boek vermeld worden (zij loopen van 13041358), een dertigtal onuitgegeven oorkonden, in extenso afgedrukt, een lijst der boekerij, een uittreksel uit de rekeningen van Schoonhoven, Gouda en het land van Steyn, een oud-fransch gedicht: La mort du conté de Henau, fragmenten van itineraria, kaartjes van de slagen bij Crécy, Cassel en Stavoren, geslachtstafels der Avesnes en ten slotte een naamregister. Het geheele boek is in aangenamen stijl geschreven, vlot leesbaar, en schr. toont zich een goed mediëvist door zijn bronnen van literaire waarde zelf te laten spreken, waar dit pas geeftverschillende hoofdstukken hebben hierdoor aanzienlijk gewonnen. Ook van bijzondere trekjes toont schr. zich fijnproever; men zie b.v. blz. 187, noot 4, blz. 153, en elders. Of ik dan op dit werk niets aan te merken heb, er niets op andere wijze in behandeld zou willen zien? Ach, ja, misschien wel, maar variis modis bene fit; en anderzijds: wat nut zou het hier hebben enkele aanvullingen en verbeteringen aan te dragen? Het zou mijn oorspronke lijke meening toch niet wijzigen, dat Zeper's boek is een goed boek, een „welevenredigd geheel", evenals het leven van Beaumont, hier zoo liefdevol beschreven, geweest is. Dr. HENRI OBREEN. Literatuurkroniek. British and allied archives during the war. (Transactions of the Royal Historical Society IV, Series II (1919', 20 vlg.) Dit is een verzameling van mededeelingen over de lotgevallen van de archieven gedurende den oorlog in de geallieerde landen: vooreerst over die archieven in het algemeen een voor de British Academy gehouden voordracht van Prof. C. H. Firth over The dispersion and destruction of historical records during the war, waaraan later nog zullen worden toegevoegd mededeelingen over de „dominions of the British Empire" en „some other allied countries"voorts over Engeland door Hubert Hall, over Schotland door R. K. Hannay, over Ierland door Herbert Wood: het archief werk stond hier gedurende den oorlog grootendeels stil, en nog erger werd het sinds

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 49