228 kansen kan bieden op een beslissend en bruikbaar resultaat uit te loopen Na deze geloofsbelijdenis kom ik tot mijn eigenlijk onderwerp. Wij bezitten voor het onderzoek, dat ons hier bezig houdt, enkele bronnen van uitstekend gewicht, die eerst sedert kort in moderne uit gaven onder ieders bereik gebracht zijn. De eerste bron, die ik hier op het oog op, is een goederenlijst der abdij Egmond, die, hoewel reeds vroeger fragmentarisch uitgegeven, in 1914 met andere soortgelijke stukken door Mr. S. Muller Fzn. in het 35e deel der Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap gevestigd te Utrecht naar het oorspronkelijke handschrift is medegedeeld. Bovenbedoelde goederenlijst is aldaar op blz. 16 en vlgg. (sub III, 1) afgedrukt en dagteekent van omstr. 1125 zij somt, bij nauwkeurige beschouwing, de bezittingen der abdij op in reeksen, telkens van Noord naar Zuid gaande, en wel 1 van Scagan (Schagen) tot Dreya (de Draai, grenswater tusschen Oosthuizen en Purmerend), 2°. van Alcmere (Alkmaar) tot Escmundelf (Assendelft), en 3°. van Kellinghe (Callantsoog) tot Velsen (Velzen), resp. Scie (Overschie). Neemt men nu een kaart, waarop de oude toestand van Hollands Noorderkwartier staat afgebeeld 2), dan ziet men het volgendede plaatsen genoemd in de eerste reeks zijn gelegen ten westen der wateren, welke oudtijds Kennemerland van West-Friesland scheiddende tweede reeks brengt ons op het vlakke land, dat zich in Kennemerland als een strook langs de duinen uitstrekt; de derde ten slotte onmiddellijk langs den voet der duinreeks, resp. bezuiden het Y. Hierdoor wordt vooreerst bewezen, dat de middeleeuwers niet zoo stelselloos te werk gingen, als onze geschiedkundigen het wel eens hebben willen voorstelleneen voorstelling, die trouwens door de ontdekkingen op het gebied der tijdrekenkunde, in de laatste twintig jaren ten onzent gedaan, vrijwel onhoudbaar is gebleken. En ook de logica had ons dit reeds kunnen leeren. Immers evenmin als vandaag iemand, die voor de belasting een lijst zijner onroerende goederen gaat opmaken, zal neer schrijven: ik heb een huis op de Keizersgracht te Amsterdam, een villa te Baarn, nog een huis op de Keizersgracht, 20 H.A. bosch bij mijn villa te Baarn, een huis in de P. C Hooftstraat te Amsterdam, een boerderij onder Eemnes, enz., evenmin zal een middeleeuwer, die een goederenlijst liet opstellen, omdat hij een op schrift gestelde opsomming dier goederen De onlangs losgekomen aanval op de echtheid dezer stukken van de zijde van Prof. Dr. Otto Oppermann, in diens Untersuchungen zur nordniederlandischen Geschichte des 10. bis 13. Jahrhunderts, deel I (Utrecht-Oosthoek 1920), ontneemt aan deze bron haar waarde voor ons gebied van onderzoek niet. 2) Bijv.: Mr. G. de Vries Az. De kaart van Hollands Noorderkwartier in 1288. (Amsterdam 1864.) 229 noodig had, zoo onlogisch te werk zijn gegaan, al deze goederen zonder regelmaat achter elkaar te zetten Welke gevolgtrekkingen inzake de toponymische methode zijn er nu ten aanzien van bovenstaande opmerkingen omtrent de Egmondsche lijst te trekken? Deze, dat alle plaatsen genoemd in de eerste reeks, nood zakelijkerwijze te identifiëeren zijn met plaatsen in West-Friesland, die der tweede reeks met plaatsen in Kennemerlands laagvlakte, die der derde reeks (tot Velsen althans) met plaatsen gelegen aan den duinvoet. Vindt men dus in de oude lijst een naam, welke overeenkomst ver toont met dien eener plaats, niet gelegen in de reeks, waaronder de oude naam blijkbaar thuis behoort, dan dient deze identificatie a priori verworpen. Een paar voorbeelden. Met Hargan kan niet anders bedoeld zijn als Hargen bij Petten en niet Hargen onder Overschie, al behoorde dit laatste ook werkelijk tot de goederen der abdij, want de plaats moet gelegen zijn aan den duinvoet, en wel tusschen Callantsoog en Schoorl. Met Broek uit de eerste reeks kan niet bedoeld zijn Broek in Water land, dat, de naam duidt het reeds aan, niet in Kennemerland ligt, maar het tegenwoordige Broek op Langendijk, waarbij de volgorde van het oude register: Schagen, Broek, Vronen, Ouddorp volkomen geëerbiedigd blijft. Buitendien bezitten wij, om te zien of een eenmaal vastgestelde iden tificatie juist is, een middel ter controle, n.l. het nazoeken in latere bronnen, of inderdaad de bedoelde eigenaar in die bepaalde plaats rechten had. Ook hiervan een enkel voorbeeld, waarbij er gemakkelijk meerdere te voegen zouden zijn. In de goederenlijst wordt onder Schagen een voor- loopig nog niet terecht gebrachte naam Geddigmore gevonden, en nu leert ons een stuk van 1250 door den abt van Egmond ten behoeve zijner onderzaten te Schagen gegeven 2), dat deze lieden te Geddenmore, zooals het dan heet, turf mochten steken en zout winnen. Een tweede stuk, waaraan hetgeen voorafgaat getoetst kan worden, is de bekende lijst der bezittingen van de St. Maartenskerk te Utrecht, die uit de 9e eeuw dagteekent en dus vrij wat ouder is, dan de zoo juist behandelde Egmondsche lijst. Zij is onlangs weder uitgegeven in de eerste aflevering van het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301, door Dr. Mr. S. Muller Fzn. en Dr. A. C. Bouman (Utrecht 1920) en komt daar voor op blz. 42 en vlgg., als no. 49 3). Ook in deze lijst zit stelsel. Van den aanhef tot en met In Merchishem (bl. 43, regel 20) bevinden 1) Door latere registrators neergeschreven aanvullingen zijn uit den aard der zaak zonder deze logische opvolging. 2) v. D. Bergh, Oorkondenboek van Holland en Zeeland, I. no. 533. 3) Zie de kritiek over deze uitgave van de hand van jhr. mr. W. A. Beelaerts van Blokland in Maandbl. Ned. Leeuw 39 (1921), kol. 19 vlgg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 30