214 Koninklijk-besluit, waarin de conclusiën zijn verwerkt. (Zie „de Centrale van 17 Juni 1921, nr. 18). „De Centrale" van 1 Juli 1921, no. 19, wijst op het feit dat de Regeering in ambtenarenzaken haar licht opsteekt bij den Hoogen Raad van Arbeid, de Algemeene Rekenkamer en zelfs bij de Bezuinigingscom missie, die naar haar meening, daarvoor niet is ingesteld, terwijl „het „lichaam, de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg, dat voor „dit doel in het leven werd geroepen, straal wordt genegeerd". IV. Regeling van den rechtstoestand. „De Centralevan 20 Mei 1921 (no. 16) slaakte een (voorbarige) juichkreet over het feit, dat de ambtenaarswet en de pensioenwet nog vóór het Kamerreces (het zomerreces n 1.) in de Kamer behandeld zouden worden. Van de behandeling van het ontwerp-Ambtenarenwet in dit jaar is geen sprake meer. Mr. dr. van Zanten zette op het Congres van overheidspersoneel, dat op 11 Juni in den Haag werd gehouden, nog eens de beteekenis van het wetsontwerp uiteen. (Zie „de Centralevan 17 Juni 1921 (no. 18.) V. Verschillende onderwerpen. De bezuinigingscommissie bracht een tweetal adviezen uit, n.l. 1 over de Beambtendienst en II over Agenda, index en archieven. (Zie „de Cen trale" van 14 Oct. 1921, nr. 2.) Een uitvoerige bespreking van het laatste moet thans wegens gebrek aan ruimte achterwege blijven. Voorloopig zij er op gewezen dat het gevaar voor de Departementsarchieven, waarop de heer 't Hart op blz. 145 van dezen jaargang wees, lang niet denk beeldig is, wanneer de voorstellen der Bezuinigingscommissie ongewijzigd werden ingevoerd. Eigenaardig wordt men getroffen door het feit, dat de Bezuinigingscommissie volstrekt geen acht schijnt te hebben geslagen op het rapport van de registratuurcommissie die toch uit op dit gebied bij uitstek deskundigen bestond. C. C. D. EBELL. Een verblijf in het Tehuis voor Archiefambtenaren te 's Gravenhage. Mij is de eer te beurt gevallen de eerste logé te zijn in bovenge noemd Tehuis en van dat verblijf wil ik een kort verslag geven. Na eenige correspondentie met den heer E. A. Kuipfrs, commies aan het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die Zie Ned. Archievenblad XXIX, 1920—22, blz. 92 en vlg.). 215 als administrateur door heeren Regenten is aangewezen, kreeg ik op mijn verzoek verlof om van 4 tot 16 Juli met mijn gezin van het Tehuis te mogen gebruik maken, onder voorwaarde, dat voor logies en ontbijt niets, maar voor koffiedrinken en dineeren resp. 0.75 en ƒ1.25 per persoon in rekening zou worden gebracht. Eenigszins angstig ging ik er heen, als vreesde ik in mijn vacantie een gestichtsleven te zullen leiden, doch hoe geheel anders is dat uit gevallen In het ruime heerenhuis aan de Celebesstraat no. 76 aangekomen, werden wij verwelkomd door genoemden heer Kuipers, die ons vrijheid gaf van de bibliotheek gebruik te maken en uit te gaan en thuis te komen wanneer wij wilden. Het huis is ingerichtBeneden zit- en eetkamer, waarin o.a. een keurig antiek buffet, daarachter bibliotheek, serre en tuinboven slaap kamer met serre en verschillende andere logeerkamers, alles even deftig gemeubileerd en van verschillende antiquiteiten voorzien, zooals het door wijlen den heer Th. Morren was bewoond. Wij gevoelden ons dan ook weldra op ons gemak, het was zelfs of de ouders en grootouders van den heer Morren, wier geschilderde por tretten in het huis hangen, ons vriendelijk en tevreden aankeken. Wij ontbeten 's morgens om 8 uur, dan wandelen of fietstochtjes maken tot 1 uur, den tijd om-koffie te drinken, dan weer uit tot 6 uur om te komen dineeren en daarna gezellig thee drinken in de serre. Een woord van lof aan de huishoudster mej. C. IJsebrandts voor hare goede zorgen is hier op zijn plaats. Eén ding heb ik echter in het Tehuis gemist, namelijk een portret van den heer Th. Morren, stichter van het Tehuis, dat m.i. het best in de zitkamer op zijn plaats zou zijn. Misschien dat te eeniger tijd de ge zamenlijke logeergasten te vinden zullen zijn, de kosten van een dergelijk portret te dragen, wat een goede daad zou zijn. W. J. L. POELMANS. De Archiefwet en hare uitvoering. Inspectie van gemeente- en waterschapsarchieven. Hoewel ongetwijfeld onze medewerker voor de gemeente archieven in het overzicht over 1920 zijn aandacht aan de zaak zal wijden, zoo is het toch van belang er ook in deze rubriek reeds op te wijzen, dat in 1920, en sedert ook nog in dit jaar, als een der belangrijkste gevolgen van de archiefwet in verschillende provinciën de inspectie van de gemeente en waterschapsarchieven in werking is getreden. In de provinciën Noord-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 23