212 stelde commissie, aan welke opgedragen werd te onderzoeken of en, zoo ja, welke wijzigingen in de bestaande regeling van de classificatie der gemeenten noodig zijn te achten. Hetzelfde nummer neemt de beschikking op, waarbij deze commissie werd ingesteld. Deze bevat ook de samen stelling der commissie. Een derde punt, dat nauw samenhangt met het vraagstuk der salaris regeling, is het Gezinsloon of de K i n d e r b ij s 1 a g. Op het Congres van de Centrale hebben mevr. W. Wijnaendts Francken— Dyserinck en dr. C. P. Gunning het vóór en tegen daarvan behandeld. De redevoeringen werden uitvoerig opgenomen in „de Centralevan 15 en 29 Juli en 19 Augustus 1921 (nrs. 20, 21 en 22). Zij zijn afzonderlijk verkrijgbaar aan het kantoor Marconistraat 98, den Haag, voor leden tegen 25 cents, voor niet-leden tegen 35 cents franco thuis. Aldaar is ook ver krijgbaar voor 30 cents franco thuis een verslag van den voorzitter der Centrale, tevens hoofdredacteur van „de CentraleF. Perdok Hzn., ge titeld „De nadeelige gevolgen van Huwelijks- en Kinderbijslagen" Een advies van de Bezuinigingscommissie om bevordering van amb tenaren, die in hun rang op hun maximum salaris staan, ingeval er geen vacature is, te doen plaats hebben indien zij geruimen tijd op dat salaris staan, lokte een adres uit van den Bond van Ambtenaren bij Departementen van Algemeen Bestuur enz. aan dc Regeering, waarin dit advies werd bestreden. Men moet dit advies beschouwen in verband met het bovenvermeld art. 40 van het bezoldigingsbesluit. Werd te eeniger tijd overgegaan tot toepassing van dit artikel, dan zou dit niet geschieden voor wat betreft de eenmaal toegekende wedden. Door stopzetting der bevordering zouden dus ambtenaren ook in de toekomst in een blijvend nadeeligen toestand komen. II. De Pensioenwetten. „De Centrale" van 6 Mei 1921 (nr. 15) behandelt het Voorloopig Verslag, gesplitst in een 21-tal verschillende punten, waaronder opmerking verdienen: de mogelijkheid om door bijbetaling een hoogere uitkeering te bekomende vraag van uitgesteld pensioende inwerking van den stand plaatsaftrek op de pensioenende pensioengerechtigde leeftijdhet pen sioensbedrag en het maximum-bedrag. De juichkreet in de Centralevan 20 Mei 1921 (nr. 16) uit het feit dat de Kamer de pensioenwetten nog vóór het zomerreces zou behandelen, is voorbarig gebleken. De Memorie van Antwoord verscheen op 4 Juni, een Nota van Wijzigingen op 8 Juni, vervolgens een gewijzigd Ontwerp van Wet en daarna het Eindverslag op 21 Juni 1921. Reeds was de dag van 7 September voor aanvang van de openbare beraadslagingen vastgesteld, toen bij brief van 26 Augustus 1921 de kort te voren opgetreden Minister 213 van Financiën aan den Voorzitter van de Tweede Kamer verzocht het ont werp van de agenda af te voeren, met de mededeeling: „Bij de in te „dienen Nota van Wijzigingen, waarbij mede zal worden overgenomen, „zij het in technisch verbeterden vorm, groep I van de amendementen- „van Stapele c s., zal tevens van antwoord worden gediend op het uitvoe rige, tot dusver onbeantwoord gebleven Eindverslag." Op 25 Augustus reeds had de Voorzitter van de Centrale namens 22000 rijksambtenaren een telegram aan de Koningin gericht, verzoekende inlichting te geven naar aanleiding van de loopende geruchten over intrekking van het ontwerp. Na het bekend worden van den brief van den Minister van Financiën begaf het Dagelijksch Bestuur van de Centrale zich zoo spoedig mogelijk ter audiëntie bij den Minister en nam in overleg met andere organisatiebesturen, nadat de ter audiëntie bekomen inlichtingen onbevre digend werden geoordeeld, dadelijk maatregelen om de ambtenaren zich op een openbare vergadering te doen uitspreken. Deze vergadering had plaats op 5 September en werd besloten met het aannemen van een motie, waarin met kracht wordt geprotesteerd tegen het voornemen van den Minister van Financiën om uitstel van behandeling der voor het geheele overheidspersoneel zoo uiterst belangrijke ontwerpen te verkrijgen, teneinde in overleg met de Regeering zoogenaamde technische wijzigingen aan te brengen, die, gezien de alom ingetreden reactie, ook verslechteringen kunnen inhouden. (Zie „de Centralevan 9 Sept. 1921, nr. 23.) Een nota naar aanleiding van het Eindverslag en de aangekondigde Nota van Wijzigingen verscheen op 20 October 1921. Het voornemen bestaat om de openbare beraadslaging te doen plaats hebben vóór de algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting voor 1922, nadat de beraadslaging over de Grondwetsherziening is geëindigd. III. Georganiseerd Overleg. Naar aanleiding van de opvatting, dat in de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg de meening van de meerderheid der Rijksambte naren niet voldoende tot uiting komt, en dat het mede hieraan is toe te schrijven, dat de Regeering niet voldoende rekening houdt met de adviezen, die door de Commissie worden uitgebracht, stelde het Algemeen Bestuur van de Centrale in een met algemeene stemmen aangenomen motie eenige beginselen van het Georganiseerd Overleg vast (zie „de Centralevan 6 Mei 1921, no. 15), en vooral voor de samenstelling der Centrale Com missie en haar verhouding tot de Regeering. Een subcommissie uit de Centrale Commissie bracht een rapport uit over de reorganisatie in het Georganiseerd Overleg en kwam daarbij tot een 15 tal conclusiën. Zij voegde bij haar rapport een gewijzigd ontwerp-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 22