brand kan krijgen dan wanneer men wil. Zooals over dronken menschen en kleine kinderen, scheen er ook een aparte voorzienigheid te waken over de oude paperassen, die de geheimenissen van vele eeuwen omsluierden. O, dat was daar een terra incognitaJong moest men zijn, om langs dit strand te droomen van on-ontdekte werelden, waarover de phantasie den maanlichtglans van een Columbiaanschen tropennacht tooverde. Of wel een goedwillig onnoozele, in welk soort echter het toenmalige spotblad „Asmodee", die er een rubriek „Losloopende Gekken" op nahield, geen erg schijnt gehad te hebben. Maar de Edelachtbaren zetten toch een bedenkelijk gezicht, als er zoo een, op een notedopje gelijk de „Santa Maria", deze onbekende zeeën wilde bevaren. Men kon nooit weten, welke wonderlijke geheimen voor den dag kwamenen „Jan en alleman" had wel een neus, om er zoo noodig bij rondgeleid te worden, maar niet, om in die zaken te steken, waarover toch eenmaal de Stadhuislucht was gegaan. En als de zeevaarder al die bezwaren overwonnen had, begon de vrouw van den concierge, die in de nabijheid haar waschgoed te drogen hing, onrustig te worden. De reizigers van tegenwoordig, uitvarende op een zeekasteel als de „Soestdijk", waarop in 1909 de toch in natuurlijke grootte nagebootste „Halve Maen" als een sloep tusschen de takels naar Amerika werd over gebracht, hebben er geen idee van, wat Hudson op zijn scheepje aan avonturen doorleefd heeft. Evenmin menigeen der huidige archivarissen, wat die pioniers der Stadhuiszolders daar aan lief en leed ondervonden hebben. Nu is alles tot een stelsel hervormd. Zij moesten er een scheppen. Hun kompasje knutselden zij zelveen als hun dit bij storm of ongeval in den steek liet, voeren zij op de sterren, of, was het heel donker, op hun instinct. Zij hebben uit ambtenaars-oogpunt heel wat gezondigd, maar een ambtenaars-natuur bezaten zij niet. En is het voor het geheele krijgs plan toch maar het best geweest, dat een strateeg hen tot één krijgsmacht vereenigd heeft, het wondere geluk van de avontuurlijke ontdekkings tochten op de schemerige Stadhuiszolders in hitte of koude, zal toch nog wel een enkelen „wetenschappelijk ambtenaar le of 2e klasse" zoo nu en dan met een stil heimwee vervullen. Tot dat oude, uitgestorven of uitstervende ras waartoe toch mannen gerekend konden worden, wier namen nog als een luidende klok uit de verte tot ons blijven doordringen behoorde ook de op 18 Juli 1921 te Bussum overleden generaal-majoor A. N. J. Fabius, als letterkundige bekend onder zijn pseudoniem F. A. Buis. Hij is na zijn verscheiden in verschillende bladen herdacht als militair, als schrijver, als man van onder scheidene verdiensten. Het doet mij genoegen, dat de redactie van ons blad ook hierin zijn naam vermeld wil hebben. Jarenlang is hij lid geweest van onzen Bond, en wel in zijn kwaliteit van archivaris der gemeente Naarden. 209 Hij is daartoe, en wel op eigen verzoek, benoemd den 27en September 1888, toen hij aldaar in garnizoen lag als le luit.-adj. der vesting-artillerie. In een burgemeesterszoon van Naarden onderstelde men wel genoegzamen tact, om met die soms niet geheel en al ongevaarlijke stukken te kunnen omspringen, en het lag voor de hand, dat hij zijn taak geheel belangeloos vervulde. Een nog niet geheel in onbruik geraakte term voor een intel lectueel Nu ten opzichte van dat, „belangeloos" stond Fabius een heel eind aan gene zijde van mijlpaal 1914. Hij overdreef daar zelfs in. Want als men in een brief om inlichtingen een postzegel sloot, vond hij daar iets kleineerends in en gewoonlijk kreeg men dien postzegel bij het antwoord wederom ingesloten. Van honoraria geen sprake. Die gingen meestal den neus van dat oude ras voorbij. Zoo herinner ik mij. dat wijlen H. de Jaoer voor al zijn inderdaad reusachtige onderzoekingen eens van een Engelschman een vaatje ale heeft ten geschenke gekregen. Nu ik zoo op die inlichtingen ben gekomen, heeft een goed ver staander reeds begrepen, dat hier sprake is van de genealogen. Toen Columbus het lang verbeide land naderde, erkende hij dit aan de vogels, die rond de masten van zijn schip vlogen. Zoo komen de lieden, die hun levensdoel gezet hebben op het ontdekken voor zich of voor anderen van velerlei voorouders, aangestoven op hem, die in oude paperassen aan het onderzoeken is gegaan, 't Is een referendum, dat men archivaris is geworden. Ieder onzer heeft zijn geschiedenis aan deze vogels doorleefd, die niet altijd als geluksvogels worden beschouwd, en wie een humoristischen kijk op hét leven heeft, kan daar op een regenachtigen achtermiddag wel enkele sterke stukjes van opdisschen. Vermoedelijk Fabius wel het sterkste. Toen toch een van die onderzoekers was blijven haken aan een weggeraakt register, waardoor een voorouder in het onnaspeurlijke verscholen dreigde te blijven, kwam die „aanvrager" bij Fabius met het in vollen ernst gedane voorstel, een spiritistische séance te houden en op die manier den verloren voorvader terug te vinden. Dat archief van Naarden bevond zich het wordt in "een schrijven van 16 Aug. 1.1. van officieele zijde erkend in een desolaten toestand. Door Fabius is het geheel in orde gebracht, hetgeen niet in een paar weken wordt klaargespeeld Hij kon werkenDat heb ik in zijn Brielsche jaren aanschouwd. In die periode heeft hij, natuurlijk alweer „geheel belangeloos", een uit- gebreiden, beredeneerden catalogus gemaakt op de historische platen verzameling van Ver Huell. Helaas, kon er geen geld voor gevonden worden, om dien lijvigen catalogus te doen drukken. Dat actieve Naardensche archivarisschap heeft geduurd, zoolang hij 208

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 20