204
nog geruimen tijd geduurd hebben, voordat hetzelfde van de definitieve
beschrijving in het Verslag had kunnen gezegd worden.
Ik wil hier daargelaten nog de periode van Van Meurs' waar
neming van het Algemeen Rijksarchivariaat van 1 April 1911 1 April 1912
(dat ook deze niet gemakkelijke taak door Van Meurs waardig vervuld
werd, kan wel nergens duidelijker uit blijken dan uit de woorden, waar
mede Prof. Fruin zijn eerste jaarverslag opent: „de toewijding, ijver en
belangeloosheid, waarmede de heer Van Meurs deze betrekking tijdelijk
heeft vervuld, verdienen mijnerzijds een woord van warme waardeering'
bovenal drie oorzaken noemen, die aan een vluggere afwerking van het
levenswerk van dezen archivaris in den weg gestaan hebben, en dat ook
bij een langer leven zouden hebben blijven doenvooreerst den velen tijd,
die steeds vooral op een groote instelling als het Algemeen Rijksarchief
door de aanvragen van stukken en inlichtingen door bezoekers of door
schriftelijke aanvragen wordt in beslag genomenVan Meurs was er daarbij
de man niet naar om door een algemeen antwoord aan den aanvrager zich
van de zaak af te maken, maar zonder te vragen, of de aanvrage voor een
zuiver wetenschappelijk, een genealogisch dan wel voor een ander doel
gedaan werd, hij trachtte steeds zooveel te geven als hem maar eenigszins
mogelijk was; ten tweede de vele aanwinsten, vaak belangrijke en groote
archieven en verzamelingen, die het Algemeen Rijksarchief vooral in de
latere jaren heeft te boeken, en waarvan de beschrijving altijd aan die der
van ouds in het archief berustende archieven en verzamelingen dient vooraf
te gaan: voor de Vierde Afdeeling van het Algemeen Rijksarchief moet hier
in het bijzonder vermeld worden de groote aanwinst van Doop-, trouw- en
begraafboeken, die krachtens Kon. besluit van 20 Juni 1919 uit de gemeenten
in Zuid-Holland naar het Algemeen Rijksarchief werden overgebracht (dat
Van Meurs dezen maatregel zeer toejuichte, behoeft zeker na het hiervóór
over de gemeente-archieven vermelde wel geen betoog); ten slotte en
dit geldt in het bijzonder den persoon van Van Meurs de uiterste minu
tieusheid, waarmede door dezen archivaris alle archieven en verzamelingen
zonder onderscheid, zonder daarbij te vragen, hoe groot hun belang was
voor wetenschap en practijk, werden beschreven.
Het best kan dit blijken bij een nadere beschouwing van de inven
tarissen der verschillende aanwinsten, die door Van Meurs tusschen zijn
vele andere werkzaamheden door zijn samengesteld, en die allen, hetzij
zooals vroeger gebruikelijk was als integreerend bestanddeel van de Aan
winstenlijst, hetzij, sedert het iaar 1912, als afzonderlijke Bijlagen bij het
Verslag omtrent het Algemeen Rijksarchief in de Verslagen omtrent 's Rijks
Oude Archieven zijn afgedrukt. Zoo is bij het Verslag over 1891 in de.
Aanwinstenlijst opgenomen de beschrijving van de uitgebreide en belangrijke
Collectie-VAN Wassenaer, als Bijlage IV bij het Verslag over 1914 de Be-
205
schrijving van de stukken van den boedel van Pieternella Kole, over
leden te Goedereede 11 December 1771 (indien ergens, dan geldt van
deze collectieeen verzameling boedelpapieren, achtergebleven op het
gemeentehuis van Goedereede, dat de stukken te uitvoerig zijn beschreven,
en dat aan deze collectie daardoor meer tijd besteed is dan zij met het
oog op haar historisch belang wel verdiende), als Bijlage VII bij het
Verslag over 1915, en als aanvulling daarop als Bijlage XI bij het Verslag
over 1918 de Inventaris van het Archief van de Groote Visscherij, een
belangrijk archief, dat door Van Meurs ook met groote zorgvuldigheid is
beschreven, terwijl in de Inleiding op beide Bijlagen een groot aantal
hoogst interessant historische gegevens betreffende dit merkwaardige college
zijn verwerkt. De minutieuse wijze van beschrijving van Van Meurs is
ook ten goede gekomen aan een laatste collectie, die ik hier tenslotte nog
heb te vermeldenDe bescheiden van de heeren van Brederode en latere
bezitters van de heerlijkheid Vianen, berustende in het Fürstliches Haus-
en Landes-archiv te Detmold, te vinden in Verslagen omtrent 's Rijks Oude
Archieven over 1909, blz. 113 vlg. Een uitvoerige beschrijving was bij
deze stukken nog van dubbel belang, omdat de tijdelijk naar ons land
gezonden stukken na de beschrijving weer naar Detmold zijn terug
gezonden. Op grond van deze beschrijving is door Van Meurs nog een
zeer uitgebreid en interessant artikel geplaatst in Oud-Holland van )919,
blz. 105 vlg., getiteld: De erfenis der Brederodes, waarin ook
over de lotgevallen en het beheer der bovengenoemde bescheiden aardige
bijzonderheden worden medegedeeld. Ook overigens zijn er door Van
Meurs in zijn langjarige loopbaan verscheiden artikels geplaatst in Oud-
Holland, Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis, Archief van Kerk
geschiedenis, Verslagen en Mededeelingen der Vereeniging tot uitgave van
Rechtsbronnen en ook nu en dan in genealogische tijdschriften. Dat Van
Meurs veel voor genealogie gevoelde, kan onder meer blijken uit zijn in
1899 verschenen uitgave van De Ridderschap van het Kwartier
van Nijmegen, door Mr. W. J. d'Ablainq van Giessenburo in hand
schrift nagelaten, en door Van Meurs van een uitvoerig historisch overzicht
voorzien Op het gebied der Geldersche geschiedenis is hier verder alleen
nog te noemen Van Meurs' dissertatie over de Geschiedenis en Rechts
ontwikkeling van Elburg, in 1885 bij Gouda Quint te Arnhem
verschenen. Zeer zeker zijn beide werken door den echten Gelderschman,
die Van Meurs was, met groote voorliefde voor zijn geboorteland bewerkt.
Ondergeteekende, evenals de overledene aan de familie Van Rossem verwant,
is het bekend, hoe ingenomen hij was met de verschijning in het vorige jaar van de
fraaie voor de familie uitgegeven genealogie Van Rossem, bewerkt door de heeren
F. van Rossem en A. P. van Schilfgaarde. De gegevens hiervoor uit het Alge
meen Rijksarchief werden allen door Van Meurs versirekt.