202 belangrijke gedeelten van die archieven in den Franschen tijd niet aan de rechtbanken overgedragen en dus nog in de gemeenten achtergebleven. Vooral was dit in de grootere gemeenten het geval, en zoo werden dan ook in de eerste jaren deze gemeenten, als Brielle, Dordrecht, Delft, Gouda, Gorinchem, Schiedam, Woerden door Van Meurs bezocht. Den lsten Januari 1896 liep de termijn af, binnen welken de bedoelde rechter lijke stukken door de gemeenten aan het Algemeen Rijksarchief moesten zijn overgedragen. In 1895 werd daarom met te meer kracht het werk ter hand genomen, en werden behalve Van Meurs ook de andere aan het Alge meen Rijksarchief verbonden wetenschappelijke ambtenaren door den Alge- meenen Rijksarchivaris aan dit werk gezet Aanvankelijk lag het in de bedoeling alleen die gemeenten te bezoeken, waar Hinoman tot dusverre niet in opdracht van Gedeputeerde Staten in het belang van het archief was werkzaam geweest. Toen echter bij nader inzien bleek, dat het niet altijd uitvoerbaar was alleen op schriftelijke aanvragen de stukken van de gemeenten te verkrijgen in vele gemeenten had Hinoman de rechterlijke stukken buiten den inventaris gelaten, en bestond daarvan dus in het geheel geen beschrijving werd de wenschelijkheid ingezien om ook aan al de wèl indertijd door Hinoman bezochte gemeenten nog eens met het oog op de overneming der rechterlijke archieven een bezoek te brengen. In 1899 werd hiermede systematisch begonnen, aanvankelijk door Van Meurs alleen, in 1904 en volgende jaren de termijn, binnen welken de rechterlijke stukken uit de gemeenten naar het Rijksarchief moesten zijn overgebracht, was inmiddels weder met eenige jaren verlengd ook nu weder bovendien door de beide andere adjunct archivarissen. Het duurde zoo nog tot 1910, voordat alle nog bij de gemeenten achtergebleven rechterlijke archieven geacht konden worden naar het Rijksarchief te zijn overgebracht. In 1897 overleed Hinoman, de bekende chartermeester van het Alge meen Rijksarchief, die naast den velen en nuttigen arbeid tijdens zijn lang durige werkzaamheid voor dat archief verricht, ook sedert jaren in opdracht van Gedeputeerde Staten van Zuidholland werkzaam was in het belang van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie. Men behoeft na al het boven vermelde er zich zeker niet over te verwonderen, dat Gedeputeerde Staten, zoekende naar een opvolger van Hinoman, het allereerst op Van Meurs het oog richtten. Van Meurs was dan ook, naast zijn arbeid voor de rechterlijke archieven, gedurende de jaren 1898— 1912 onafgebroken in het belang van de gemeente- en waterschaps- J) Tegelijk werd nu ook opdracht gegeven zich van den toestand der ker kelijke archieven op de hoogte te stellen en het is wel onnoodig er hier aan te herinneren, dat ook voor deze archieven, zoo nauw met de gemeente-archieven ver band houdende, Van Meurs steeds de grootste belangstelling koesterde. 203 archieven in Zuidholland werkzaam. De ieder jaar in de Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven afgedrukte verslagen kunnen er getuigenis van afleggen, hoe minutieus hij zich ook van die taak kweet, en de als Bijlage IV bij het Verslag van het Algemeen Rijksarchief over 1912 afge drukte Inventaris van het Archief van de Gemeente Nieuwlekkerland vormt een waardig slot van dezen door Van Meurs gedurende zoovele jaren ver richten nuttigen arbeid. Na het optreden van Prof. Fruin als Algemeen Rijksarchivaris in 1912 werd het Algemeen Rijksarchief in verschillende afdeelingen gesplitst en werd als gevolg daarvan ook de zorg voor de gemeente- en waterschaps archieven in Zuidholland in 1910 was reeds deze wijziging aangebracht, dat het voor de provincie verrichte werk door de adjunct-archivarissen aan het Algemeen Rijksarchief in hun diensturen zou worden verricht aan een nieuw opgetreden afzonderlijk, wel is waar door de provincie bezoldigd, maar in het rijkscorps opgenomen archiefambtenaar opgedragen. Van Meurs werd nu geplaatst aan het hoofd der Vierde Afdeeling en kreeg toen tevens met behoud van zijn zelfde werk, dat hij als Adjunct-archivaris verricht had, den titel van Archivaris. De Vierde afdeeling kwam aan vankelijk de Justitieele archieven en de bemoeiingen met gemeente-archieven in Zuidholland (altijd voor zoover aan de gemeenten de rechterlijke archie ven in bewaring waren gegeven) te omvatten, en werd in 1914, toen aan deze afdeeling een tweede wetenschappelijk ambtenaar werd toegevoegd, tot alle Hollandsche archieven sinds 1572 uitgebreid. Het ligt voor de hand, dat thans, nu het werk van de overneming der rechterlijke archieven van de gemeenten was afgeloopen, en ook het werk in het belang der ge meente- en waterschaps-archieven aan een ander was overgegaan, door Van Meurs in de eerste plaats aandacht kon worden gewijd aan het in één inventaris en in één verband beschrijven van alle in den loop der jaren in het Algemeen Rijks-archief bijeengegaarde rechterlijke archieven. Een zéér belangrijk archief, dat in dien inventaris vóórop zou moeten gaan, zou dan echter nog eerst moeten worden onder handen genomen, nl. het Archief van het Hof van Holland. Ook in vroegere jaren sinds 1899 mede als gevolg van Hingman's overlijden, terwijl de zaak in 1899 bovendien meer dan ooit urgent was geworden door de a.s. verhuizing van het Algemeen Rijksarchief had Van Meurs reeds nu en dan zijn krachten hieraan gewijd. Door de vele andere werkzaamheden moest dit werk echter telkens worden onderbroken. In 1914 en volgende jaren kon nu Van Meurs meer geregeld een groot deel van zijn ambtstijd aan het Archief van het Hof van Holland wijden en in 1917 kon in het Verslag van het Algemeen Rijksarchief vermeld worden, dat de voorloopige beschrijving van het Archief van het Hof van Holland voltooid was. Intusschen, ook zoo Van Meurs een nog langer leven vergund ware geweest, zou het zeker toch

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1921 | | pagina 17