104
trekkingen er uit niet aanvaardt, dan als zij den toets van zijn scherpzinnig
onderzoek hebben doorstaan, kan men hem slechts als eene deugd aan
rekenen, al valt die wijze van doen niet altijd in den smaak der
geïnteresseerden.
Me dunkt, de beschuldiging van tendentieuze en partijdige artikelen
te schrijven, door de heeren Teixeira en Del Court tegen den heer
Valck Lucassen ingebracht, valt op zijne bestrijders terug: zij zijn het,
die, aan hunne vooropgezette meeningen gehecht, de noodige onbevangen
heid missen om het dikwijls scherpzinnige betoog van den heer Lucassen
te kunnen waardeeren. Ik voor mij hoop, dat de bekwame redacteur van
het Maandblad door de bestrijding, die hij van de zijde van belangheb
benden ondervindt, zich niet zal laten afschrikken van zijne taak om zelf
standig en wetenschappelijk de genealogische problemen, die in het Maand
blad worden gesteld, te beoordeelen en zoo mogelijk, op te lossen.
R FRUIN.
Het aftreden van den Heer C. de Waard als commies
aan het Rijksarchief in Zeeland.
„Bij Koninklijk Besluit is met ingang van 1 Januari 1921 aan den
commies bij het Rijksarchief in Zeeland C. de Waard op zijn verzoek
eervol ontslag verleend onder dankbetuiging voor zijn langdurige diensten
in zijn betrekking aan den lande bewezen."
Aldus stond het onlangs zoo simpelweg in de Staatscourant te lezen
een bericht als er dagelijks zoovele voorkomen. Wie echter meer van
de zaak afweet, dien is het bekend, dat dit bericht het verlies beteekent
noodzakelijk wel is waar, want het is een uitvloeisel van de in dit jaar
door den Ministerraad genomen maatregel, dat ambtenaren na het bereiken
van den 65-jarigen leeftijd voortaan in den regel zullen moeten aftreden
van een buitengewoon verdienstelijk archiefambtenaar in de eerste plaats
voor het Rijksarchief in Zeeland, waaraan hij steeds zijne krachten heeft
mogen wijden, maar ook verder in zekere opzichten in nog ruimer zin
voor het archiefwezen in het algemeen.
Voor het Rijksarchief in Zeeland. Het was eerst op meer gevorderden
leeftijd, dat de heer de Waard, van huis uit militair, en den verantwoor
delijken post van adjudant-onderofficier bekleedende, eerst onder den slechts
korten tijd in functie geweest zijnden eersten Rijksarchivaris in Zeeland
Mr. Ermerins, sedert 1894 onder diens opvolger Mr. Fruin in tijdelijken
archiefdienst werkzaam was. Het optreden van Mr. Fruin had voor het
Zeeuwsche Rijksarchief bovenal dit te beteekenen, dat thans voor het eerst
de groote schatten, die dat archief van oudsher heeft bezeten, door inven
tarisatie volgens de nieuwe regelen van de archiefleer ten volle zouden
toegankelijk worden, en als gevolg daarvan zouden worden dienstbaar
gemaakt aan practijk en historische wetenschap. Niet alleen sloot dit
op zichzelf reeds een grooten arbeid in zichhet werk werd er bovendien
niet gemakkelijker door, doordat ter zelfder tijd de restauratie en ver
bouwing van juist die gedeelten van de Abdij, waarin het archief reeds
eeuwen lang was bewaard geweest, haar hoogtepunt bereikte. Dat aan al
deze bezwaren het hoofd werd geboden, en dat het Mr. Fruin in zoo
korte jaren gelukt is van het Rijksarchief in Zeeland een model-inrichting
te maken, die niet alleen ten onzent, maar ook in het buitenland met eere
genoemd wordt, dat is voor een niet gering deel mede te danken aan de
energieke en voor een niet-gestudeerd man zeker al buitengewoon intelli
gente wijze, waarop de heer de Waard in dezen Mr. Fruin heeft ter
zijde gestaan. Ook de historische wetenschap kon al dadelijk van 's heeren
de Waard's werkzaamheid profiteeren. Het best blijkt dit wel uit zijn boekje
over de geschiedenis van de Nederlandsche vlag, waarvoor de gegevens
voor een deel geput werden uit stukken in het archief van de Zeeuwsche
Rekenkamer, die tot dan toe nog geheel ongebruikt hadden gelegen, en
waarvan het bestaan nauwelijks vermoed was. Het geschrift werd destijds
door een historicus als Dr. Colenbrander terecht als een geheel nieuw
licht over de zaak verspreidende geprezen.
Gedurende dit alles was de heer de Waard intusschen nog steeds
werkzaam in militairen dienst en kon hij slechts zijn vrijen tijd aan archief
werkzaamheden wijden. In 1899 werd dit anders, en kon de heer de Waard
zich geheel aan het archief gaan geven, wel is waar in de zeer bescheiden
betrekking van concierge-boekbinder-klerk, maar het maakte het hem mogelijk
voor den militairen dienst te bedanken. Natuurlijk beantwoordde aijn titel
ook geheel niet aan het werk, dat door hem verricht werddat werk bleef
er echter even voortreffelijk om, en het archief werd er, thans meer dan
ooit, buitengewoon door gebaat. Het was dan ook zeker niet te verwon
deren, dat, toen er eindelijk in 1910 een werkelijke concierge-boekbinder
kwam, de heer de Waard, met voorbijgaan van den rang van klerk, tot
adjunct-commies benoemd werd, terwijl het evenmin verbazing behoeft te
wekken, dat, een zestal jaren daarna, zoodra de gelegenheid zich daartoe
voordeed, voor den heer de Waard een bevordering van adjunct-commies
tot commies volgde op een tijdstip dat dit, in het algemeen genomen, nog
niet pleegt te geschieden. Wat de heer de Waard ook in die laatste hoe
danigheid voor het archief geweest is, om daarvan een denkbeeld te
Onderstaand artikel was door ons aanvankelijk bestemd om opgenomen te
worden in de Middelburgsche Courant van een der laatste dagen van het vorige jaar.
De Redacteur vond het artikel echter van te specialen aard voor den lezerskring
van een dagblad; reden, waarom wij gemeend hebben het hier wel te mogen doen
afdrukken.
105