162
van crisis als thans onze vaderlandsche kerk doormaakt, reeds nuttig werk verricht
heeft, worden ook al dadelijk de belangen der kerkelijke archieven niet verwaarloosd.
Later hopen we nader op de zaak terug te komen. Nu willen we volstaan met de
vermelding, dat uit de bespreking over de Statuten op de ledenvergadering van 9
Juni 1920, opgenomen in Nr. 1, blijkt, dat is besloten in art. 2 ook de verbetering
der archieven op te nemendat in datzelfde nummer voorkomt een artikel van
(Mr.) W. J. K(oppius), den Secretaris van het Algemeen College van Toezicht op
het beheer der kerkelijke goederen in de Ned. Herv. Kerk over Onze Archieven;
dat in Nr. 3 ook naar aanleiding van laatstgenoemd artikel is opgenomen een bij
drage van Dr. L. Lasonder, getiteldDe Archieven der beheerscolleges in de Ned.
Hervormde Kerk, en dat eveneens in Nr. 3 wordt geschreven door J. de B(reuk),
President-Kerkvoogd te Haarlem, tevens oud-wethouder der burgerlijke gemeente
aldaarOver oude archieven, terwijl W. V(ink), kerkvoogd te Meppel blijkens den
titel van diens bijdrage Onze Archieven, nieuwe kerkramen van glas in lood en
kerkverwarming, ook over het Meppeler kerkvoogdij-archief handelt, dat thans in
bruikleen berust in het Rijksarchief in Drente te Assen. L.
Nederlandsch Centraal Film-archief. Ie Jaarverslag 1920.
Onder de Berichten is in de vorige en in dezen jaargang van dit blad reeds meer
dan eens van deze nieuwe vereeniging melding gemaakt. Thans ligt het Eerste Jaarverslag
voor ons. In aanvulling aan genoemde Berichten wordt aan het verslag ontleend,
dat als negende bestuurslid ook nog het Kamerlid de Heer Henri ter Hall is
toegetreden. Doordat nog geen Rijkssubsidie werd verkregen, konden nog slechts
vijf films in het Algemeen Rijksarchief in bewaring worden genomen. Het zijn de
Diamantbewerkersfilm „Zonnestraal", de film van de Eerste Steenlegging van de
Jaarbeursgebouwen te Utrecht op Woensdag 25 Februari 1920 door Prinses Juliana,
de film van de Oranjefeesten te Kerkrade op 31 Augustus 1919, de film van de
Vredesfeesten te Bennebroek, en de film van Het Vaderlandsch Historisch Volksfeest
te Arnhem in September 1919, welke laatste, zooals bekend, aanleiding gaf tot de
oprichting der Vereeniging. We willen hier tevens voldoen aan het verzoek van
Secretaris, den Heer D. S. van Zuiden, Emmastraat 25 te 's-Gravenhage om er de
aandacht van de archivarissen op te vestigen, dat zij veel voor vergrooting der ver
zameling films van de Vereeniging kunnen doen door er met behulp van den Burge
meester of de Politie-autoriteit, die immers steeds toestemming tot een film-opname
moet geven, toe mede te werken, dat een film door den fabrikant of eigenaar, met
volkomen behoud van diens auteursrechten, aan het Film-archief wordt in bewaring
gegeven. l.
De Nederlandsche Leeuw, j.g. XXXIX.
In maandblad no. 1 wijdt (Jhr. Mr.) W. A. Beelaerts (van Blokland) een
ampele bespreking aan de verschenen eerste aflevering van het Oorkondenboek voor
het bisdom Utrecht. Behalve, dat hij bij de verklaring der vele geographische puzzles
een grootere schroomvalligheid geboden acht, toont hij in een reeks gevallen een
meer plausibele oplossing aan. p.
Tijdschrift voor Geschiedenis, 35ste jaargang. Afl. 1—2.
In de eerste aflevering van dit gereorganiseerde tijdschrift toont Dr. N. B.
Tenhaeff aan, dat de intitulatie van een oorkonde meer bevat dan een holle phrase,
hoe zij een afspiegeling is van de machtspositie van den oorkonder. Beginnende
met Justinianus geeft hij een psychologische beschouwing over de ontwikkeling
der keizerlijke macht speciaal tijdens Karel den Groote. Schr. vergelijkt o.m. aan
163
de hand van het Liber pontificalis de verhouding van Paus tot Keizer omstreeks
Kerstmis 800 en die in het voorjaar 962, de kroning van Otto I.
Het' Advocatenblad, j.g. Ill, no. 10.
Onder den titel: De advocatie in den tijd onzer Republiek, stipt Mr. J. VAN
Kuyk een en ander aan uit het leven en de praktijk van advocaten in vroeger tijden.
Hij betreurt, dat nog nimmer de geschiedenis van den Advocaat is geschreven en
wekt zijn lezers op daartoe materiaal bijeen te brengen uit de rechterlijke archieven,
naar mate deze meer en meer toegankelijk worden. F.
Li m burg's Jaarboek XXVII.
Behalve de publicatie door J. Kleintjens van een achttal dertiende-eeuwsche
oorkonden uit het archief te Rijssel, betreffende het huwelijk van Reinout I van
Gelre en Limburg met Maroaretha van Vlaanderen in 1286, bevat deze aflevering
het slot van den uitvoerigen inventaris van het kerkarchief en de bibliotheek van
Meerloo door den pastoor M. J. J(anssen). F.
Académie royale de Belg i que: Commission royale d'his-
toire, torn. LXXXIV.
In bulletin 1 en 3 staat een brief afgedrukt, die de Algemeene Rijksarchivaris van
België in Januari 1919 heeft gericht tot den Minister van Kunsten en Wetenschappen,
waarin hij op grond van het verwoesten en wegvoeren van de Rijksarchieven te Arlon,
Brugge, Hasselt, Luik en Namen en de gemeentearchieven van Aerschot, Dender-
monde, Dinant, Lier, Namen, Veurne, Yperen en vele anderen het goed recht van
België bepleit om bij de vredesonderhandelingen restitutie te vragen. De heer
Cuvelier verklaart daarbij zich geheel te willen houden aan de „principes scienti-
fiques d'archivéconomie faisant loi actuellement dans le monde", zoodat hij in tegen
stelling met de compensatie, die bibliotheken en musea zouden mogen vragen van
de centrale rijken, den minister voorstelt restitutie te vragen. Hiertoe somt hij naast
vele archieven een uitgebreid aantal archivalia op, die in Duitsch en Oostenrijksch
openbaar of particulier bezit zijn en wetenschappelijk tot Belgische archieven zouden
kunnen worden gerekend. Allereerst behooren, zegt de heer C., Duitschland en
Oostenrijk af te staan al de archieven van autoriteiten, instellingen of administraties,
die werkzaam zijn geweest of van lichamen, die hun zetel gehad hebben binnen de
grenzen van België, zooals die zijn vastgesteld bij het vredesverdrag van 1919. Zoo
b.v. het archief der Oostenrijksche gouverneurs uit de 18e eeuw en der verschillende
colleges, die dezen ter zijde stonden, vele militaire archieven, doch ook de archieven
van kapittels en kloosters, waarvan b.v. vele cartularia in particulier bezit blijken te
zijn geraakt. Op grond van de nieuwe landsgrenzen noemt de heer C. o.a. het
archief van de abdij Stavelot bij Malmédy, dat te Düsseldorf en, mocht Luxemburg
met België vereenigd worden, het cartularium van Echternach, dat te Berlijn in de
Koninklijke Bibliotheek berust. Uit Göttingen reclameert hij 22 bundels bescheiden,
afkomstig van Viglius van Aytta, uit Wurtemberg de privileges van de Brabantsche
hertogen, om slechts een greep te doen. In het slot van zijn brief vestigt de heer
C. nog de aandacht op de Belgische belangen bij de door Italië destijds onder de
Oostenrijkers in beslag genomen stichting St. Maria dell Anima te Rome, in 1386
door Jan Pieterszoon van Dordrecht gesticht. (Voor de Nederlandsche belangen
hierbij heeft de Nederlandsche Regeering, volgens berichten in de pers, destijds reeds
ter bevoegder plaatse stappen gedaan. F.) De resultaten van dezen brief worden
helaas niet vermeld.
Voor een nog vrijwel ongebruikte bron voor de kerkelijke geschiedenis van