152
doet aan mijn groote waardeering voor Mr. Muller's Regestenwerk. Het
was althans zoo niet bedoeld. Voor den zooveelsten keer heeft deze
archivaris van fabelachtige activiteit den historicus het pad geffend. Hij
heeft één voorbehoud gemaakt, dat ieder indachtig moge zijn, die door
eventueele onjuistheid geërgerd zou kunnen worden. Had ik, zoo ongeveer
luidde het slot van Mr. Muller's voorbericht, had ik alles nog eens zelf
geverifiëerd en volstrekte uniformiteit aangebracht, dan zou ik het einde
van dit werk stellig niet beleefd hebben. En dat begeerde ik.
Het is een begeerte, waaraan door eigen wil en eigen energie werd
voldaan. N. B. TENHAEFF.
Catalogus van het Archief der Heeren van Montfoort
door Mr. R. Fruin Th. A.z. en Mr. A. le Cosquino de Bussv, met Index
door Mej. M. I. van Soest. Utrecht A. Oosthoek 1920.
De oud-Rijksarchivaris van Utrecht heeft de voldoening gehad kort
voor zijn aftreden nog een belangrijk archief voor het publiek te hebben
kunnen ontsluitend. w. z. weliswaar is genoemde „catalogus" allereerst
het werk van anderen, doch onder de auspiciën van Mr. Muller toch is
deze uitgave verschenen. Oudere leden van onze vereeniging zullen zich
misschien herinneren, dat reeds eerder een inventaris van het Archief der
Heeren van Montfoort verscheen en toen ook in dit blad besproken werd.
Inderdaadals bijlage van het Verslag omtrent 's Rijks Oude Archieven over
1893 verscheen van de hand van Mr. R. Fruin Th. A.z. deze inventaris,
besproken in jaargang 1895/96 blz. 54 van dit blad door wijlen mijn vader.
Sedert dien echter werd het archief met zoovele stukken vermeerderd, dat
het de moeite loonde den inventaris nieuw uit te geven, hetgeen tevens
het voordeel bood hem op een meer in het oog vallende wijze te publi-
ceeren. Begrijpelijk is het, dat in overeenstemming met de huidige ge
woonten de belangrijkheid der vele middeleeuwsche oorkonden, vooral
diegene, die in de cartularia verborgen zijn, in het licht werd gesteld door
de toevoeging van een regestenlijst. Echter rijst daardoor tevens de vraag
of het geen overweging had verdiend den inventaris te moderniseeren.
De oude inventaris toch, samengesteld in een tijd, toen nog geen Hand
leiding bestond, toen het nog ongebruikelijk was naast een sober gestelden
inventaris een lijst van min of meer uitvoerig gestelde regesten te geven,
is vrijwel geheel ongewijzigd overgenomen; slechts zijn de aanvullingen
er hier en daar tusschen gerangschikt, natuurlijk beschreven in overeen
stemming met de wijze in den ouden inventaris: d. w. z. de stukken zijn
veelal niet als archiefstuk beschreven, maar in regestvorin weergegeven.
De oude inventaris, wiens verdienste het bijkans 30 jaar geleden o. m. was,
dat hij door zijn beschrijving de belangrijkheid der stukken naar voren
deed komen, maakt nu er een regestenlijst aan toe is gevoegd, die voor
153
het grootste gedeelte een doublure genoemd zou kunnen worden, een om-
slachtigen indruk met zijn beschrijvingen van soms 22 regels druk (Inv.
no. 391). Natuurlijk mag men dezen inventaris slechts beschouwen in het
licht van zijn tijdik zou hem dan ook hier niet bespreken, ware hij niet
door Mr. Muller weder ter tafel gebracht. Dit ongewijzigd overnemen
heeft onwillekeurig tot tal van inconsequenties'geleid in de regestenlijst;
deze onevenwichtigheid in beide deelen van den catalogus had behooren te
worden vermeden. Mr. Fruin, de schriftelijke en mondelinge vertolker
der archiveconomie, zooals deze zich na den ouden inventaris heeft ont
wikkeld, zou m. i. gaarne zijn instemming hebben betuigd met een een
voudige omwerking. Eenvoudig, want het zoogenaamde geraamte van den
inventaris is zoo mooi samengesteld, dat zou kunnen worden volstaan met
een besnoeiing der beschrijvingen. Als het me geoorloofd is onder het
tegenwoordige licht een opmerking te maken, zou ik willen vragen of de
Tweede afdeeling. Ar „Stukken betreffende leden van de familie van
Montfoort" niet juister zou geheeten hebben„Stukken ingekomen bij de
heeren van Montfoort." Op dit laatste toch komt het aan en dan had ook
een stuk als no. 152, dat uit zijn aard behoort onder II. A. VI, niet apart
een rubriek II A. Vil gevormd. Onder de aanvullingen van lateren tijd
treft het, dat no. 44: „Stukken betreffende de lossing van de hooge
heerlijkheid van Montfoort", is gebracht onder de afdeeling„Stukken van
politieken aard", terwijl de nos. 306 en 312, handelende over de verpanding
dier hooge heerlijkheid zijn gerangschikt onder B. Stukken betreffende
zakelijke rechten, behoorende aan leden der familie van Montfoort: c. Hooge
heerlijkheid Montfoort. Slechts degeen, die een archief ordent, kan be-
oordeelen wat er wel en wat er niet toe behoort, anders ware men licht
geneigd te vragen of de nos. 323 en 421 wel tot dit archief behooren;
een kleine aanduiding, waarom deze stukken zijn opgenomen, schijnt mij
toch wel gewenscht. (No. 421 is de schenking van duingrond aan een
nonnenklooster; noch het klooster, noch het terrein komt verder in de
stukken voor. Voor zoover no. 323 kan gekend worden uit de ietwat
ingewikkelde omschrijving, zou ik het liever onder de onderafdeeling k.
„andere goederen in het kerspel Linschoten," dan onder e. „andere goederen
in het kerspel Montfoort" rangschikken.) Hinderlijk is het ontbreken van
een verwijzing in den inventaris naar de regesten.
Zooals gezegd zijn de meeste regesten woordelijk gelijk aan de inven
tarisbeschrijving. Een regestenlijst zou dus overbodig zijn, waren er niet
de oorkonden, die slechts tot ons zijn gekomen door de cartularia en wel
allereerst door dat van 1423—1440 (Inv. no. 282), ten onrechte gedateerd
1270—1440 (deze laatste jaartallen hadden in een noot kunnen staan ter
aanduiding van de verscheidenheid der in het cartularium opgenomen akten).
In deze regesten zien we het eigenlijk werk van Mr. de Bussy. Mocht
i