150
archivalia, daar het gezichtspunt van den auteur van mijn kroniekje zuiver
stadsch en daar beperking mij dringend geboden was. Daarna moest
de toch al veel te volumineuze commentaar nog twee keer worden om
gewerkt de drukker verkoos niet erg hard op te schietenzoodat mijn
kroniekje af was, toen Mr. Mullers regesten verschenen. Of ik er van
had kunnen profiteeren, nu de aanwezige berichten klaar en ordelijk voor
mij liggen! Niet voor één enkele plaats, maar voor vele! Ik zou, dank
zij de regesten 44014403 over de verhouding tusschen bisschop David
en den heer van IJselstein, al ging mij die slechts zijdelings aan, wat
meer licht hebben kunnen doen schijnenreeds de datum van beider over
eenkomst is op zichzelf van belang. Ik zou geweten hebben, dat de
veetebrief van een der Utrechtsche condottieres, Willem van Wachtendonck,
nog in afschrift bewaard wordt in het Diversorium van bisschop David
(4399) en omtrent het lot van althans vier der 223 gevangenen, die
Amersfoort voor het huis ter Eem in handen van den bisschop moest laten,
zou ik nadere mededeelingen hebben kunnen doen aan de hand van de
regesten 4406—4408. Davids formulierboek (register no. 12) behelsde
twee aanteekeningen van behoorlijk belang: een besluit van den bisschop
om voor de kerk van Barneveld en andere kerken, waar oorlogsgeweld was
gepleegd, het afgekondigde interdict verder op te schorten (4412) en daar
naast de in hooge mate interessante adreslijst van personen en colleges,
met wie de bisschop en zijn kanselarij in betrekking stonden (4135).
Aanwijzingen, die te meer tot dankbaarheid stemmen, omdat de „Hand
leiding" de ontleding van deze formulierboeken eigenlijk uitsloot en hier
dus voor Mr. Muller, gelukkig!, de praktijk ging boven de leer. Aan
het Iiber officiatorum werd het regest ontleend, dat betrekking heeft op
de tijdelijke voorziening in het maarschalkambt van het Nedersticht, noodig
geworden door de Utrechtsche gevangenschap van Frederik Uten Hamme
(4413). De voorziening bewijst, dat de bisschop op een min of meer
langdurige gevangenschap rekende, niet op de executie, die zijn dienaar
ruim twee maanden boven het hoofd hing en toen, 16 April '82, door het
te hoop geloopen volk imperatief geeischt, eindelijk plaats vond. Teleur
stellend was het zwijgen van de stukken over de vele mislukte vrede
handelingen van deze jaren, maar aardig is het, de „goede mans" van
Overijssel te zien, zorgend voor hun eigen belangen evenzeer als voor den
algemeenen vrede, wanneer Deventer in Augustus '82 de bouwvergunning
voor een IJselbrug loskrijgt (4429).
Ik liet al te onbelangrijke details daar, maar evenzoo verzweeg ik de
gegevens voor de voorgeschiedenis van deze jaren, die in de voorafgaande
regesten verscholen zitten.
Natuurlijk, wie zonder hulpmiddelen, maar met toewijding en
overvloed van tijd aan het zoeken gaat, die vindt ook zelf! Maar hier ligt
151
dat alles klaar voor dien zoekenden historicusHet is hem precies aan
gewezen. Hij spaart eindeloos veel moeite en verrijkt zijn weten.
Zelden valt den mensch volle honderd percentsche vreugde ten deel.
Van het hulpmiddel verlangt en verwacht men zoo gaarne, dat het volmaakt
zal zijn. Als ik dat positieve nut vooropstelde, dan was het, omdat dit
het zwaarste woog. Het voorwoord, dat tegelijkertijd een biecht van den
auteur is, vermeldt echter zelf, dat de regesten niet behelzen de plaats,
waar de oorkonden zijn uitgevaardigd. Mr. Muller verklaart dat uit de
vergissing van een der medewerkers, die het verzuim nu eenmaal had
gepleegd. De vergissing drong haar consequentie ook aan het verdere
werk op. Ik geloof, dat deze oplossing te betreuren valt. Het is een niet
onbelangrijke zaak ook het overzicht te hebben van de plaatsen, waar
geoorkond werd, niet zoozeer om de diplomatiek, dan wel om hèt practische
nut voor het historische onderzoek. Weer geldt het volkomen: wie dat
weten moet, kan het, dank zij de regestenlijst, in de stukken zelf naslaan.
Maar een regestenlijst is nu een eenmaal het hulpmiddel ter oriënteering;
des te meer oriënteeringsgegevens zij bevat, des te beter. En deze
regestenlijst, die als voorloopig hulpmiddel nog maar voor een zeer
klein gedeelte overbodig werd door de heugelijke verschijning van de
eerste aflevering van het Stichtsche Oorkondenboek (reikend tot het jaar
1000), zal héél lang moeten dienst doen.
Het is juist daarom, dat wij twee andere desiderata smartelijk missen.
Zoo gaarne hadden wij ook even vermeld gezien, of en waar het des
betreffende stuk is gedrukt. Wie zich nu toch eenmaal zet tot een werk
van zulken adem en omvang, die kan zijn zoekenden medemensch zoo
bijzonder aan zich verplichten. Regesten van het archief der bisschoppen
van Utrecht, zoo luidt, juist en precies, de titel. Het is als het ware een
zéér gedetailleerde archiefinventaris, die voor ons ligt. Maar zij zal gebruikt
worden op tal van plaatsen buiten de muren van het Utrechtsche archief.
Voor dat gebruik ware de aanwijzing „gedrukt daar en daar", ik
begrijp, dat er zéér veel niet gedrukt is toch altijd weer van belang
voor ieder voorkomend geval. Nu kan men bij raadpleging van deze
Regesten, althans tot 1300, naar Brom grijpen en daar de drukken naslaan.
En, ik zeide dat reeds, veel' zal niet gedrukt zijnHeel erg is het dus
niet. Het is alleen een onvervulde wensch.
Waarom een register ten eenen male ontbreekt, is mij niet duidelijk.
De samenstellers weten te goed, dat zonder indices hun werk niet 20 °/0
van het mogelijke rendement oplevert, dan dat zij ons heel lang op dit
onmisbare supplement zouden laten wachten. Het is een zeldzaam ver
velende en ergerlijk tijdroovende bezigheid wij geven het gaarne toe. Maar
het is meer dan nuttig, het is noodig
Niemand zal in dit drietal opmerkingen iets kunnen lezen, dat afbreuk
i) De lieer Muller heeft een vierde deel, bevattende den index, toegezegd. (Red.).